Op een ochtend deed ik de rolgordijnen omhoog en zag ik een witte wereld die de avond ervoor er nog niet was! Ik had al kleine miezervlokjes gezien die al smolten voordat ze de grond konden raken, maar zo'n dik pak sneeuw had ik absoluut niet verwacht! Ik ging naar buiten om alles even te bewonderen... de fietsen voor het fietsenhok die bijna omvielen vanwege de dikke berg erbovenop, de bomen met een dikke laag poedersuiker, mijn voeten die kraakten in de ongerepte sneeuw. Het meest vervreemdende waren de esdoornen, waarbij de rode gevorkte blaadjes nog steeds zichtbaar waren, ondanks de dikke laag sneeuw erbovenop. Ook op de grond was de witte sneeuw gemengd met mooie rode en oranje blaadjes... dag herfst, hallo winter. Ik dacht terug aan de tijd toen de esdoornblaadjes pas felrood waren gekleurd en aan de vele bomen hingen in het Momiji park, waar we op een ochtend met z'n allen hadden afgesproken.
We gingen het traditionele theehuis binnen, waar we onze schoenen bij de ingang uitdeden en op onze sokken verder liepen. De tatamimatten kriebelden onder m'n voeten. Ik probeerde het zo lang mogelijk uit te houden, het op m'n knieën zitten terwijl we het team van oudere dames op een formele manier begroetten. Daarna werden de jongens en meisjes gescheiden en werden we meegenomen naar een zijkamer, waar de rijstpapieren deuren werden dichtgeschoven en pas weer open zouden gaan zodra de kundige dames ons hadden ingepakt met alle prachtige, felgekleurde stoffen die daar op de grond lagen. Even leek mijn besluiteloosheid mij in de weg te staan... waardoor ik dacht dat ik het met de laatste restjes moest doen: oude damesstoffen in vieze kleuren geelgroen en bruin. Gelukkig begrepen de dames dat ik hierdoor een beetje teleurgesteld was, waardoor één van hen erop uitging om een andere te zoeken en pas veel later weer terugkwam met een pakketje. Een witte onderlaag en nog een laag eroverheen, om mijn middel een touwtje knopen, en nog iets eroverheen, weer knopen en nog iets eroverheen, ik moest me omdraaien, toen knoopte ze weer iets om m'n middel heen, weer omdraaien, weer een beetje bijstellen... er leek geen einde aan te komen en op een gegeven moment had ik geen idee wat ik allemaal aanhad en vooral hoeveel touwtjes er om m'n middel zaten. Op het laatst deed ze m'n haar, een knot bovenaan die ze met een heleboel speldjes vastzette... ze was heel enthousiast over het resultaat en maakte er een paar foto's van. Zelf had ik nog geen idee hoe ik eruitzag... Toen deed ze de schuifdeur open en duwde ze me de hoofdkamer binnen, waar iedereen al gewikkeld was in prachtige kimono's en enthousiast op die van mij reageerden. Ik keek in de spiegel, naar de frisse, crèmekleurige kimono met warme patronen van oranje en goud, de zilveren obi (ceintuur) die als een kunstwerkje was gestrikt op m'n rug en m'n opgestoken haar, met een oranje haarversiering die mooi paste bij de stof van de kimono. De mouwen waren heel lang, de ceintuur zat vrij strak en het voelde zo anders om rond te lopen... je neemt kleinere stapjes, je voelt je sierlijker en misschien wel mooier... Iedereen had een ander soort kimono aan, zo had ik een furisode (formele kimono) aan bedoeld voor een jongere vrouw. Vandaar de mooie, opvallende kleuren. We namen een groepsfoto, verschillende 'trouwfoto's' en foto met de historische kimono, een prachtige roze stof met kunstige kraanvogels erop van goud en zilver. Allemaal geweldig!
Zo ook de reis die ik met Mai naar Matsushima heb gemaakt. Matsushima is een kustplaats vlakbij Sendai, beroemd uit de poëzie van de dichter Basho, beroemd als Nihon Sankei (één van de drie mooiste uitzichten van Japan) en beroemd om de baai met de vele kleine eilandjes in allerlei vormen, de mooie tempels in de stijl van de oude keizerlijke stad Kyoto en de visserij (vooral oesters). We hebben deze beroemdheden dan ook allemaal ervaren... eerst zijn we op de boot gestapt in de haven van Shiogama, waar vissers bij rommelige keetjes hun versgevangen oesters, vissen en inktvissen uitstalden. We hadden de boot nog maar net gehaald, een oud mannetje hield de boot nog voor ons tegen, zodat we er nog net op konden springen. Binnen kochten we een zakje ebi-senbei (garnalencrackers) om op het dek aan de meeuwen te voeren. Een koude wind woei om de boot heen, de meeuwen als wilde vliegers om ons heen, onze haren in de wind, de Japanse vlag achterop in de wind. Toen we uitgewaaid waren, gingen we binnen zitten en keken we door het raam naar het prachtige uitzicht van eilandjes. Deze waren verweerd door het wilde water eromheen, waardoor ze ieder een eigen vorm hadden met inhammen, een wilde kunst met hoge rotsen boven het water en natuurlijk droegen ze ieder een aantal pijnbomen. Matsu betekent immers 'pijnboom' en shima 'eiland' of in dit geval 'eilanden'. We kwamen aan in de baai van Matsushima, waar we eerst naar Kanrantei gingen, een mooi theehuis bovenaan een klif voor de kust, waardoor je over de baai en alle eilanden kan uitkijken. Het was vrij koud, maar de zon scheen en de lucht was felblauw, waardoor we een prachtig uitzicht hadden. Daarna zijn we naar Godaido geweest, een kleine tempel gebouwd op een pier voor de kust, waarvoor je eerst over een ietwat gevaarlijke houten brug moet lopen om er te komen. Deze tempel was gebouwd in de stijl van Kyoto en deed me inderdaad ook denken aan het Zilveren Paviljoen in Kyoto. Een kleine, gesloten hal met een glooiend dak, grijze dakpannen en gedetailleerd houtsnijwerk aan beide kanten van de tempel, deze waren in de vorm van alle dieren van de Japanse dierenriem. Het was verbazingwekkend dat zowel Kanrantei en Godaido er nog zo mooi bijstonden, als je bedenkt dat vorig jaar de tsunami ook bij deze kustplaats is geweest... Omdat ze allebei op een vrij hoge klif zijn gebouwd, heeft de golf ze niet kunnen raken. Toch zijn overblijfselen van de tsunami wel op andere manieren merkbaar: de vele informatieborden met vluchtroutes voor als er een tsunami komt, het gekapte bos iets verder van de kust af en grote bergen zandzakken om huizen heen. Verder was het stadje Matsushima gewoon weer heel levendig, er waren veel toeristen en dan vooral Japanse gezinnen, ik was denk ik de enige buitenlander. Het restaurant waar Mai en ik gingen eten was dan ook helemaal vol en gezellig. Aangezien Matsushima vooral beroemd is om de oesters en deze net uit zee komen, hebben we ook oesters gegeten! Ieder hadden we een teishoku (set meal) met rijst, misosoep, tsukemono, een salade en verschillende bordjes met gekookte oesters, gemarineerde oesters en gefrituurde oesters. Vooral de gemarineerde oester vond ik heerlijk, de smaak van de oester paste heel goed bij de frisse yuzu (citrusvrucht) marinade. Hoewel dit alles in Nederlandse oren misschien heel luxe klinkt, was het een goedkope maaltijd. Alles bij elkaar was het een voldane en complete dag, maar het meest geweldige van alles vond ik toch wel het grotere eiland Fukuura. We liepen er naartoe over een lange, oranjerode brug, die een soort vervreemdend effect heeft als je er overheen loopt: het lijkt wel of je niet vooruitkomt! Om ons heen kolkte het blauwe zeewater en zwommen koddige mandarijneenden. Toch kwamen we ooit op het eiland aan, dat een soort doolhof was met vage zandweggetjes door dichte pijnboombossen. Elke keer kwamen we weer iets nieuws tegen: dan een verweerde houten tempel, dan een prachtig uitzicht over de zee met de zon die in het water scheen, kleine strandjes met vreemde rietstengels die uit het zand groeiden, open plekken, wegwijsborden, mos dat als een soort spons onder je voeten voelde, om dan weer uit te komen bij een ander uitkijkpunt over de baai van het plaatsje waar we zonet nog geweest waren. Een bijzondere sfeer... Ik hoop er ooit eens terug te komen.
Toch een beetje nerveus keek ik uit het raam toen we aankwamen bij het witte gebouw, waar we werden verwelkomd en begeleid naar de gastenkamer, in traditionele stijl met lage tafels, tatami en een alkoof met een bloemstuk erin. Een kamer die ik nou niet bepaald associeerde met een basisschool... en toch was het zo. Dat bleek toen we het ruime klaslokaal binnengingen en vele grote, verbaasde kinderogen ons aankeken. De klas werd opgesplitst en ik kreeg tien kinderen in mijn klasje, ieder met een duidelijk eigen karakter, maar toch allemaal een beetje verlegen. De kinderen waren allemaal een jaar of twaalf oud, een leeftijd waarbij ik me kan herinneren dat er een soort splitsing komt tussen kinderen die al groter en een beetje puberaal zijn en kinderen die nog klein en kinderlijk zijn. Hier was het precies hetzelfde: het ene jongetje reageerde onverschillig op mijn vragen in een schorre, overslaande stem, het andere jongetje reageerde overenthousiast op mijn vragen met een hoog piepstemmetje: "Wij wonen met z'n zessen thuis! Papa, mama, ik, m'n zusje, opa en oma! En we hebben ook een poes, een hond en geiten!" Culturele verschillen of niet, evenals Nederlandse kinderen houden allemaal van samen een spelletje 'Zakdoekje leggen' spelen! De spelregels verschillen misschien een beetje met die van Nederland, evenals met Steen, Papier, Schaar, maar het idee van dit soort spelletjes zijn altijd hetzelfde. Het was zo leuk om met de kinderen te kletsen en te spelen en in de plaats van 'Culturele uitwisseling' wat door de docenten zo werd benadrukt, kwam ik steeds meer tot het conclusie dat de kinderen overal op de wereld wel hetzelfde moeten zijn. Na mijn presentatie over Nederland, gaven de kinderen een presentatie over hun thuisplaats en wat er allemaal wel niet beroemd is: soba met vlees, de dierentuin van Yamagata, een zomerfestival, een spelletje waarbij je met een hamer de onderste lagen van een stapeltje houten schijven moet slaan zonder dat deze omvalt. Maar het leukste was nog wel het spelletje slipper-tafeltennis, waarbij je letterlijk met een batje in de vorm van een slipper moet tafeltennissen! En wij, de uitwisselingsstudenten, moesten dit natuurlijk allemaal een spelletje meespelen! Na de les gingen we met de kinderen uit alle groepen in de grote aula middageten. Geen broodtrommel met boterhammetjes, maar een dienblad met een kommetje rijst, misosoep, wat groenten, een stukje vis, een paar partjes appel en een pakje melk. Een paar van hen waren een stuk kleiner en keken me met grote ogen bang aan. Een paar andere meisjes waren wat ouder en kletsen met me op een grappige manier. "Motte iru? (Heb je het?)" vroeg een mollig meisje aan me met ondeugende twinkelogen. Ik vroeg aan haar wat ze bedoelde. "Kareshi wo motte iru? (Heb je een vriendje?)" Jep, meisjes van die leeftijd... overal hetzelfde. Daarna kreeg ik een cadeautje van haar, een blaadje met schattige poppetjes uit haar notitieblokje. Aan het einde van de lunchpauze gingen we samen alles opruimen met een vrolijk, aanmoedigend muziekje op de achtergrond: Vandaag hebben we weer goed ons best gedaan! Terug in de wachtkamer, schoof ik de rijstpapieren ramen open en zag ik tot m'n verbazing de eerste dikke vlokken sneeuw naar beneden komen! De eerste sneeuw van het jaar... hatsuyuki.
zondag 16 december 2012
dinsdag 27 november 2012
Alleen en samen
We zijn met de berg Zao opgegaan, de grote berg in de buurt van de stad. Naarmate we verder met de bus omhoog klommen, werd het steeds kouder. Eenmaal op de berg hadden we veel zin om in een warme onsen te gaan, waar we dan ook uren doorbrachten. Soms weer even het hete water in, dan er weer even uit. Het vreemde is dat als je een tijdje buiten in de onsen hebt gezeten, het buiten niet koud meer is als je er weer uit gaat. Je lichaam gloeit van buiten en van binnen. Daarna waren we loom en sloom en konden we genieten van het uitzicht op de weg terug. De berg, de bomen, de onbesneeuwde skipistes, het beekje onder ons waar het grijze, stomende onsenwater wegliep. We hebben een prachtige zonsondergang gezien. De zon zakte langzaam weg in de horizon en verlichtte het pad voor ons in oranje tinten. Toen we met de bus de berg afreden, scheen de zon in vlagen langs de gekleurde bomen heen, wat ze nog feller deed oplichten en zorgde voor een vlammenzee aan kleuren. Een heleboel "Oooh"s en "Aaah"s klonken in de bus. Op dat soort momenten heeft het geen zin om foto's te maken... Ik kon alleen maar naar buiten kijken.
Die avond zijn we met z'n drieën uit eten gegaan in een traditioneel restaurant, dat er op het eerste gezicht exclusief uitzag. Toch bleek het heel betaalbaar te zijn en wat was het eten toch mooi en lekker! Akiko en ik namen 'Buchi-donburi', een kom rijst met een sashimi van vis erop die ik nog niet eerder had gegeten, maar heel zacht en superlekker was. Mama had een donburi met rundvlees uit Yamagata erop. Ze zei dat het eerste keer was dat ze 'echt' rundvlees had geproefd... Natuurlijk waren er, op z'n Japans, ook een heleboel bijgerechten die in kleine kommetjes en schaaltjes werden opgediend en stuk voor stuk even smaakvol waren. Ondertussen werden we een aantal keer onderbroken door de eigenaar van het restaurant, een oud mannetje dat zeer opgewonden was over onze komst uit Nederland. Hij vertelde over zijn aanzienlijke functie in Yamagata, over het gerechtshof in Den Haag, professor huppeldepup en professor happeldepap en liet ons een boek zien over deze belangrijke historische personen. Hoewel het veel te moeilijk was, gaf hij het aan mij en vroeg hij of ik het alsjeblieft wilde studeren... ik stond met m'n mond vol tanden. Na de tiende onderbreking van onze maaltijd "Sorry to interupt your lovely meal..." en duizend buigingen voelde ik me een beetje opgelaten. Akiko kon haar lachen niet meer inhouden en ook bij mij begon zijn aandoenlijke enthousiasme op m'n lachspieren te werken... Ooit zullen we zijn boek terugbrengen.
Ook ben ik met mama naar Yamadera geweest, een prachtige tempel bovenop een berg, waarvoor je wel achthonderd treden moet beklimmen om hem te kunnen zien! Zowel de klim ernaartoe als de tempel zelf waren geweldig! Bovenop hadden we prachtig uitzicht over de bergen en de dorpjes beneden. De lucht was stralend blauw met witte wolkjes die in rechte lijnen langs elkaar in de lucht dreven. Voor één van de tempels stond een bankje, waarop we even uitrustten en keken naar dit uitzicht, en het andere tempelgebouw dat bovenop een klif boven de andere gebouwen uitsteekt. We zagen vermiljoenrode esdoorns met daarachter vele gaten in de eroderende, mysterieus aandoende berg, waarin Boeddhabeeldjes waren neergezet. Later hoorde ik van Yuu-sensei dat deze berg heel heilig is en dat mensen daarom aan de bergen niet alleen beeldjes, maar ook hun eigen haar en zelfs stukjes van hun tanden doneren. Alles voor een mooi hiernaalmaals blijkbaar... Als tegenstelling op het indrukwekkende uitzicht, zagen we voor ons ook een tuintje, met fijne bloemetjes in felle kleuren, zoals paarse cosmea. Kleine schoonheid tegenover grote schoonheid.
Er zijn vele mooie momenten geweest samen en juist daardoor was het zo moeilijk om afscheid te nemen. Van tevoren dacht ik dat het wel mee zou vallen, maar als je met z'n tweeën zoveel hebt meegemaakt en dan weer afscheid moet nemen, blijkt het toch wel moeilijk te zijn. De eerste dag was ik alleen en dus niet vrolijk. Ik moest even opnieuw inzien hoe fijn het is om hier te zijn. Gelukkig gebeurde dat al gauw genoeg, dankzij de mensen om me heen en de manier waarop Yamagata al vertrouwd is. Ik kan genieten van de wandeling naar de universiteit, het lijkt wel of ik elke dag iets nieuws zie. Iedereen die ik tegenkom gaat ergens naartoe, overal waar ik langskom gebeurt wel iets. Grappige tuintjes met de vreemdste sculpturen, oude houten huizen die zowel armoedig als charmant zijn, moderne huizen met grote glazen ramen en bamboestengels ervoor, kaki's die hangen te drogen aan een soort waslijn, een doos aubergines op de stoep die vers uit een moestuintje zijn gehaald. Niemand zal dat soort dingen blijkbaar stelen... Wanneer ik mezelf betrap op dit soort gedachten snap ik dat waar ik vandaan kom misschien ook niet zo geweldig is... Mensen zijn hier dan ook verbaasd wanneer ik vertel dat je in Nederland s'nachts niet als meisje alleen over straat kunt, mensen uit je tas zullen stelen als je hem even ergens laat staan en dat er vaak afval of kauwgum op straat ligt. Toch hou ik mijn tas in de gaten en vraag ik altijd of iemand even met me mee wil lopen als ik s'avonds terug naar huis ga. Wij Nederlanders zijn immers 'een volk van wantrouwen'...
Hoewel ik alleen woon, ben ik nooit echt lang alleen. Zo heb ik afgelopen tijd veel onverwachtse ontmoetingen gehad en daardoor veel onverwachtse, typische ervaringen. Zo heb ik samen met een paar Thaise studentes en een paar Japanse jongens in een ontplofte studentenkamer aan een kotatsu (tafel met een verwarmingselement) gezeten en uren achter elkaar Mariokart en kaartspelletjes gespeeld die eindeloos lang duurden en waarbij nooit iemand won. De jongens waren heel enthousiast en wilden maar verder spelen, terwijl wij elkaar op een gegeven moment zaten aan te kijken en mijn kont pijn begon te doen van de harde vloer. Het was leuk, maar op het laatst werd het een beetje ongemakkelijk...
Ook heb ik de katholieke basisschool bezocht tegenover ons huis, waar ik door een groepje overenthousiaste (en gedeeltelijk ietwat baldadige) kleuters over het schoolplein werd getrokken om vervolgens hun lunchritueel van onigiri maken, bento's vullen en thee zetten mee te kunnen maken. Met grote ogen stonden ze voor me, sommigen hielden sprakeloos en verlegen mijn hand vast, anderen waren heel spraakzaam en probeerden hun eerste Engelse zinnetjes uit: "Hello! How are you? What is your name?" Ze waren zo schattig... Binnenkort wil ik ze zeker weer bezoeken en foto's van Nederland laten zien!
Dan zat ik weer in een kringetje in een klein, maar knus appartement van een sempai (ouderejaars) die door haar kouhai (jongerejaars) op haar wenken werd bediend en beleefd werd aangesproken. Het was een hiërarchie die ik nog niet eerder had opgemerkt, maar hier toch meekreeg. Terwijl de jongens de warme nabe (hotpot) in bakjes schonken, waren de meisjes aan het kletsen en chocola aan het eten (blijkbaar is snoepen tijdens het eten in deze situatie niet raar). Gesprekken over de studie, het buitenland, Japans eten en bizarre eetcombinaties die mij werden aangeraden (somennoedels met melk en sojasaus?!), sociale media, muziek, huiswerk (Engelse zinnetjes die ik probeerde na te kijken). Sommige gesprekken kon ik moeilijk volgen... het blijft moeilijk, Japans. En vooral de manier waarop mensen het spreken, zo leer je het niet snel op de universiteit. Ik was de enige buitenlander, maar voelde me er daardoor niet buiten vallen. Er was een fijne sfeer, iedereen was aardig en het eten was lekker. Met een goed gevoel ging ik naar huis... Allemaal momenten en ervaringen die me zullen bijblijven.
En ondertussen heb ik nog zoveel meer meegemaakt, maar gewoonweg geen tijd om het allemaal op te schrijven... Daarom schrijf ik de volgende keer meer! Alvast verklap ik: ik heb een echte furisode aangehad, mijn eerste ervaringen in het onderwijs meegemaakt, een kokeshipoppetje beschilderd en ben met de boot langs een eilandengroep gevaren langs de kust van Sendai... allemaal geweldige dingen waar ik nog veel meer over wil vertellen!
zaterdag 27 oktober 2012
Zou het vandaag weer zonnig zijn..?
Vanochtend kleedde ik me warm aan: een wollen vest aan, een warme legging, kousen, een sjaal om, een jas aan en naar buiten. Sinds gisteren is de koude gure herfst toegeslagen in Yamagata... het zal alleen maar kouder worden, totdat we ons niet meer kunnen bewegen in een dik pak sneeuw... dacht ik. Buiten bleek de lucht hetzelfde te zijn als toen ik hier pas aankwam. De rode herfstblaadjes waren sterk in contrast met de felblauwe lucht. Het zonnetje scheen. En terwijl ik het verschil tussen de Japanse partikels 'wa' en 'ga' probeerde te begrijpen, kreeg ik het zo warm in die zonnige collegezaal! Steeds denk ik dat het gewone leven in Yamagata is begonnen, maar toch blijkt elke dag een verrassing te zijn.
Met de trap naar beneden liepen we naar de kelder van het museum. Bij de ingang lagen een aantal zaklantaarns en beneden was het heel erg donker... gewapend met een lantaarn gingen we naar beneden, naar het hol van de beer. Daar stond hij dan: een kar in de vorm van een boze beer met een zitje voorop en met twee handvatten achterop als een soort kruiwagen. "Ga maar zitten" zei Ayaka en een beetje lacherig ging ik voorop zitten. Ze duwde me naar voren, door allerlei beschilderde doeken heen, als een soort wasstraat. Wild scheen ik met de zaklantaarn om mij heen, op de figuren op de doeken en de vreemde attributen, zoals mysterieuze pluchen beesten, hoeden van het Hanagasa matsuri en nog meer dingen die leken te verwijzen naar de cultuur van Yamagata. We waren bij de tentoonstelling van Arai Ryoji, een kunstenaar die in Yamagata geboren en getogen is en de liefde voor zijn thuisprefectuur in veel van zijn kunst toont. Zo ook in zijn boek 'Asa ni natta no de mado wo akemasu yo' (omdat het ochtend is geworden, doe ik het raam open ), waarin de kleurrijke, impressionistische schilderijen van bloemen, bergen en huizen van het papier lijken te knallen. In elke grofgeschilderde tekening zijn ook kinderen te vinden, heel fijntjes getekend, uit het raam kijkend naar het uitzicht om hun heen. Sowieso is het kind en het kinderlijke snel terug te vinden in zijn werk, zoals meer Japanse kunstenaars van tegenwoordig zoals Yoshitomo Nara en Ayako Rokkaku. Achter het kind blijkt vaak een diepere gedachte te schuilen. Ayaka en ik gingen naar buiten, waar kinderen een spelletje speelden op een bontgekleurde mat met supergrote gekleurde dobbelstenen. Ze leken veel plezier te hebben en ongegeneerd speelden we een spelletje met ze mee. De zon begon lager te staan en we liepen terug naar de auto. "Heb je zin om mee te gaan tennissen?" vroeg Ayaka opeens. Ik vond het heel leuk dat ze me uitnodigde, maar wist even niet hoe ik moest reageren.
Met een paraplu boven ons hoofd liep ik samen met de andere internationale studenten over een klein trappetje naar beneden, we bukten en gingen de lage boot in. Naast ons lag een schoenenbak waar we onze schoenen achterlieten. Toen één tree naar boven, op onze sokken liepen we gebukt over de tatamimatten, die fijn onder onze voeten voelden. Van het begin af aan was ik al blij dat ik me had ingeschreven voor deze gratis reis, die mogelijk werd gemaakt door een groepje oudere dames die met hun ladies club culturele uitwisselingen steunen. "Elk jaar kijken we weer naar deze reis uit," zei één van hen tegen mij en ik kon me het heel goed voorstellen. Zittend op de tatamimatten keek ik om me heen, overal om me heen waren er ramen, die de lage boot toch heel ruimtelijk maakten. Toen de boot ging varen keken we onze ogen uit: overal om ons heen woest water, bergen, rotsen, watervallen, mystieke plekken en af en toe een rode torii met een vaag zichtbare tempel erachter. De regen tikte zachtjes tegen het raam en zorgde voor een knusse sfeer. Vooraan de boot stond een oud mannetje in traditionele kleding, een hoed op en een tekening van een mandarijneend op zijn rug. Met een sterk accent liep hij verhalen en grapjes te vertellen. De dames lagen vaak in een deuk, de internationale studenten niet. Onverwachts zette hij opeens een dramatisch lied in met harde uithalen, waarbij ik even niet kon geloven dat het zijn eigen stem was. Nee, je weet hier nooit wat je kunt verwachten...
En zo was ik ook verbaasd toen we bij het Dalia park aankwamen in Kawanishi-cho, tijdens één van de excursies van Yuu-sensei, onze enthousiaste docent van 'Japanese Culture', een college waarvoor we nog nooit in een collegezaal hebben gezeten. Een enorm park met dalia's in alle kleuren en vormen die je maar kunt bedenken, soms vreemd en ingenieus, met vele kleine ronde blaadjes van binnen naar buiten, waarbij je moeilijk kunt geloven dat de natuur dat echt zelf heeft gemaakt. We kwamen bij een veld met bloemen aan, met een lange tafel ervoor met vele snoeischaren erop. We kregen uitleg van de mensen van het park. Dit veld is speciaal bedoeld voor bezoekers die zelf dalia's willen knippen en als een boeket mee naar huis willen nemen. En dat wilde ik ook heel graag natuurlijk, ze waren allemaal zo prachtig! En zo ging ik met mijn snoeischaar het bloemendoolhof in, waar ik bij elke soort twijfelde of deze mooi genoeg was voor mijn verzameling of niet. Het resultaat was een boeketje van mijn favoriete kleuren paars, roze en wit, sommige met meerdere kleuren in één bloem. De mensen van het park deden erg hun best en pakten alle bloemen voor ons in met papier en plastic en een beetje water onderin, zodat ze het even uithielden. Met een bosje bloemen in de ene hand en een uniek Kawanishi rode-bonen softijsje in de andere hand, zat ik op het terras van het park, met het laatste zonlicht in mijn gezicht. Voor mij zat Ilona (mijn buurvrouw uit Estland) en naast mij zat een goede vriend van Yuu-sensei, zijn vrouw en twee zoontjes die libelles aan hun vleugels konden oppakken met één hand en die hun ijsje graag met mij wilden delen... zo schattig! "It was a really good idea to buy ice cream,' zei Ilona. Ik dacht precies hetzelfde...
6 uur. Het is al donker. Ik sta voor de eerste keer in mijn leven op een tennisbaan met een racket in mijn hand. In Japan, in Yamagata, met overal bergen om mij heen. "Risanne-chaaaaan!" klonk de ijselijke gil van mijn medespeelster naast mij toen de groene bal mijn kant opkwam. Als een wilde sloeg ik om mij heen. Hij was zowaar raak... "Naisshoooooo!" Dit was een woord dat ik die avond van alle kanten hoorde wanneer een bal op een goede of minder goede manier raak was. Blijkbaar is het gewoon de Japanse uitspraak van 'Nice shot', maar ik beschouwde het als het nieuwe Japanse woord van de avond. Daar stonden we dan met z'n vijven op die verlichtte tennisbaan, behalve Ayaka waren we allemaal amateurs en speelden we tennis op een manier zoals je nog nooit gezien hebt. De jongens met dramatische kreten en slidings, die me nog het meest deden denken aan een Japanse film over vechtsport. De manier waarop ik de bal sloeg deed nog het meest aan honkbal denken, met helaas een heleboel home-runs. Toch was het een hele gezellige avond en iedereen was zo aardig voor elkaar. Op een paar niet al te serieuze verwijten na ("Kare wa Craaaazy!", oftewel hij is gek). In de auto op weg naar huis kletsten we nog een beetje. Ayaka verontschuldigde zich en zei dat ze voor haar onderzoek tijdelijk naar Tokyo gaat. Ze weet niet wanneer ze terugkomt.
Saori moest lachen toen ik vroeg of zij soms de theeceremonie-sensei was. "Nee, ik maak alleen de thee!" zei ze, terwijl ze de houten schuifdeur opentrok en we met z'n drieën het traditionele theehuis binnen konden gaan. Schoenen uit en op de verhoging stappen, op de tatami matten. Langs het voorkamertje waar een paar meubels en een grote pot stonden door de rechter deuropening naar een grotere kamer. Hier zagen we de echte theeceremonie-sensei, een mevrouw op leeftijd met een indrukwekkende uitstraling die rechts vooraan in een hoekje zat. Akiko en ik gingen in het midden van de kamer in seiza (op onze knieën) zitten, zoals de bedoeling is bij een Japanse theeceremonie. Van de sensei kregen we ieder een vierkant kussen, die we achter onze knieën konden neerleggen, wat de seiza makkelijker zou maken. Saori was inmiddels verdwenen en in het kamertje achter ons hoorden we gerommel. Zwijgzaam keken we om ons heen. De kamer oogde oud en leek helemaal van hout gemaakt te zijn, met schuifdeuren aan de linkerkant. Het was een bepaalde houtsoort dat lekker rook. Naast ons was er een alkoof, waar een bloemstuk met cosmea stond (de paarse bloemen die we in Cherryland in het veld hadden gezien) en een calligrafische schildering aan de muur hing. Toen kwam Saori opeens tevoorschijn in een prachtige kimono met bloemen erop. Geconcentreerd voerde ze iedere handeling uit: het dragen van de pot, het netjes neerleggen van de materialen, het maken van de thee, het inschenken van de thee, het serveren van de thee, alsof ze over alles diep na moest denken. Ondertussen vertelde de theeceremonie-sensei over de lange studie die ze achter de rug heeft en de vele reizen die ze heeft gemaakt, onder andere naar Nederland wel veertig jaar geleden. Ze raakte niet uitgepraat over de prachtige tulpen in Nederland. Terwijl ze vertelde genoot ik van het zoete esdoornbladvormige snoepje en de bittere thee erna, die een perfecte smaakcombinatie vormden. En van de mooie kamer, de geur, de aandachtigheid voor het moment, de levenslustigheid van de oude mevrouw die zoveel te vertellen had en het feit dat dit een uniek moment was zoals ik niet snel in mijn leven weer zal meemaken. Vlak voordat we vertrokken kreeg ik een souvenirtje van de sensei: tulpen gemaakt van chirimen (kimonostof). Een beetje Japan en Nederland bij elkaar...
Met de trap naar beneden liepen we naar de kelder van het museum. Bij de ingang lagen een aantal zaklantaarns en beneden was het heel erg donker... gewapend met een lantaarn gingen we naar beneden, naar het hol van de beer. Daar stond hij dan: een kar in de vorm van een boze beer met een zitje voorop en met twee handvatten achterop als een soort kruiwagen. "Ga maar zitten" zei Ayaka en een beetje lacherig ging ik voorop zitten. Ze duwde me naar voren, door allerlei beschilderde doeken heen, als een soort wasstraat. Wild scheen ik met de zaklantaarn om mij heen, op de figuren op de doeken en de vreemde attributen, zoals mysterieuze pluchen beesten, hoeden van het Hanagasa matsuri en nog meer dingen die leken te verwijzen naar de cultuur van Yamagata. We waren bij de tentoonstelling van Arai Ryoji, een kunstenaar die in Yamagata geboren en getogen is en de liefde voor zijn thuisprefectuur in veel van zijn kunst toont. Zo ook in zijn boek 'Asa ni natta no de mado wo akemasu yo' (omdat het ochtend is geworden, doe ik het raam open ), waarin de kleurrijke, impressionistische schilderijen van bloemen, bergen en huizen van het papier lijken te knallen. In elke grofgeschilderde tekening zijn ook kinderen te vinden, heel fijntjes getekend, uit het raam kijkend naar het uitzicht om hun heen. Sowieso is het kind en het kinderlijke snel terug te vinden in zijn werk, zoals meer Japanse kunstenaars van tegenwoordig zoals Yoshitomo Nara en Ayako Rokkaku. Achter het kind blijkt vaak een diepere gedachte te schuilen. Ayaka en ik gingen naar buiten, waar kinderen een spelletje speelden op een bontgekleurde mat met supergrote gekleurde dobbelstenen. Ze leken veel plezier te hebben en ongegeneerd speelden we een spelletje met ze mee. De zon begon lager te staan en we liepen terug naar de auto. "Heb je zin om mee te gaan tennissen?" vroeg Ayaka opeens. Ik vond het heel leuk dat ze me uitnodigde, maar wist even niet hoe ik moest reageren.
Met een paraplu boven ons hoofd liep ik samen met de andere internationale studenten over een klein trappetje naar beneden, we bukten en gingen de lage boot in. Naast ons lag een schoenenbak waar we onze schoenen achterlieten. Toen één tree naar boven, op onze sokken liepen we gebukt over de tatamimatten, die fijn onder onze voeten voelden. Van het begin af aan was ik al blij dat ik me had ingeschreven voor deze gratis reis, die mogelijk werd gemaakt door een groepje oudere dames die met hun ladies club culturele uitwisselingen steunen. "Elk jaar kijken we weer naar deze reis uit," zei één van hen tegen mij en ik kon me het heel goed voorstellen. Zittend op de tatamimatten keek ik om me heen, overal om me heen waren er ramen, die de lage boot toch heel ruimtelijk maakten. Toen de boot ging varen keken we onze ogen uit: overal om ons heen woest water, bergen, rotsen, watervallen, mystieke plekken en af en toe een rode torii met een vaag zichtbare tempel erachter. De regen tikte zachtjes tegen het raam en zorgde voor een knusse sfeer. Vooraan de boot stond een oud mannetje in traditionele kleding, een hoed op en een tekening van een mandarijneend op zijn rug. Met een sterk accent liep hij verhalen en grapjes te vertellen. De dames lagen vaak in een deuk, de internationale studenten niet. Onverwachts zette hij opeens een dramatisch lied in met harde uithalen, waarbij ik even niet kon geloven dat het zijn eigen stem was. Nee, je weet hier nooit wat je kunt verwachten...
En zo was ik ook verbaasd toen we bij het Dalia park aankwamen in Kawanishi-cho, tijdens één van de excursies van Yuu-sensei, onze enthousiaste docent van 'Japanese Culture', een college waarvoor we nog nooit in een collegezaal hebben gezeten. Een enorm park met dalia's in alle kleuren en vormen die je maar kunt bedenken, soms vreemd en ingenieus, met vele kleine ronde blaadjes van binnen naar buiten, waarbij je moeilijk kunt geloven dat de natuur dat echt zelf heeft gemaakt. We kwamen bij een veld met bloemen aan, met een lange tafel ervoor met vele snoeischaren erop. We kregen uitleg van de mensen van het park. Dit veld is speciaal bedoeld voor bezoekers die zelf dalia's willen knippen en als een boeket mee naar huis willen nemen. En dat wilde ik ook heel graag natuurlijk, ze waren allemaal zo prachtig! En zo ging ik met mijn snoeischaar het bloemendoolhof in, waar ik bij elke soort twijfelde of deze mooi genoeg was voor mijn verzameling of niet. Het resultaat was een boeketje van mijn favoriete kleuren paars, roze en wit, sommige met meerdere kleuren in één bloem. De mensen van het park deden erg hun best en pakten alle bloemen voor ons in met papier en plastic en een beetje water onderin, zodat ze het even uithielden. Met een bosje bloemen in de ene hand en een uniek Kawanishi rode-bonen softijsje in de andere hand, zat ik op het terras van het park, met het laatste zonlicht in mijn gezicht. Voor mij zat Ilona (mijn buurvrouw uit Estland) en naast mij zat een goede vriend van Yuu-sensei, zijn vrouw en twee zoontjes die libelles aan hun vleugels konden oppakken met één hand en die hun ijsje graag met mij wilden delen... zo schattig! "It was a really good idea to buy ice cream,' zei Ilona. Ik dacht precies hetzelfde...
6 uur. Het is al donker. Ik sta voor de eerste keer in mijn leven op een tennisbaan met een racket in mijn hand. In Japan, in Yamagata, met overal bergen om mij heen. "Risanne-chaaaaan!" klonk de ijselijke gil van mijn medespeelster naast mij toen de groene bal mijn kant opkwam. Als een wilde sloeg ik om mij heen. Hij was zowaar raak... "Naisshoooooo!" Dit was een woord dat ik die avond van alle kanten hoorde wanneer een bal op een goede of minder goede manier raak was. Blijkbaar is het gewoon de Japanse uitspraak van 'Nice shot', maar ik beschouwde het als het nieuwe Japanse woord van de avond. Daar stonden we dan met z'n vijven op die verlichtte tennisbaan, behalve Ayaka waren we allemaal amateurs en speelden we tennis op een manier zoals je nog nooit gezien hebt. De jongens met dramatische kreten en slidings, die me nog het meest deden denken aan een Japanse film over vechtsport. De manier waarop ik de bal sloeg deed nog het meest aan honkbal denken, met helaas een heleboel home-runs. Toch was het een hele gezellige avond en iedereen was zo aardig voor elkaar. Op een paar niet al te serieuze verwijten na ("Kare wa Craaaazy!", oftewel hij is gek). In de auto op weg naar huis kletsten we nog een beetje. Ayaka verontschuldigde zich en zei dat ze voor haar onderzoek tijdelijk naar Tokyo gaat. Ze weet niet wanneer ze terugkomt.
Saori moest lachen toen ik vroeg of zij soms de theeceremonie-sensei was. "Nee, ik maak alleen de thee!" zei ze, terwijl ze de houten schuifdeur opentrok en we met z'n drieën het traditionele theehuis binnen konden gaan. Schoenen uit en op de verhoging stappen, op de tatami matten. Langs het voorkamertje waar een paar meubels en een grote pot stonden door de rechter deuropening naar een grotere kamer. Hier zagen we de echte theeceremonie-sensei, een mevrouw op leeftijd met een indrukwekkende uitstraling die rechts vooraan in een hoekje zat. Akiko en ik gingen in het midden van de kamer in seiza (op onze knieën) zitten, zoals de bedoeling is bij een Japanse theeceremonie. Van de sensei kregen we ieder een vierkant kussen, die we achter onze knieën konden neerleggen, wat de seiza makkelijker zou maken. Saori was inmiddels verdwenen en in het kamertje achter ons hoorden we gerommel. Zwijgzaam keken we om ons heen. De kamer oogde oud en leek helemaal van hout gemaakt te zijn, met schuifdeuren aan de linkerkant. Het was een bepaalde houtsoort dat lekker rook. Naast ons was er een alkoof, waar een bloemstuk met cosmea stond (de paarse bloemen die we in Cherryland in het veld hadden gezien) en een calligrafische schildering aan de muur hing. Toen kwam Saori opeens tevoorschijn in een prachtige kimono met bloemen erop. Geconcentreerd voerde ze iedere handeling uit: het dragen van de pot, het netjes neerleggen van de materialen, het maken van de thee, het inschenken van de thee, het serveren van de thee, alsof ze over alles diep na moest denken. Ondertussen vertelde de theeceremonie-sensei over de lange studie die ze achter de rug heeft en de vele reizen die ze heeft gemaakt, onder andere naar Nederland wel veertig jaar geleden. Ze raakte niet uitgepraat over de prachtige tulpen in Nederland. Terwijl ze vertelde genoot ik van het zoete esdoornbladvormige snoepje en de bittere thee erna, die een perfecte smaakcombinatie vormden. En van de mooie kamer, de geur, de aandachtigheid voor het moment, de levenslustigheid van de oude mevrouw die zoveel te vertellen had en het feit dat dit een uniek moment was zoals ik niet snel in mijn leven weer zal meemaken. Vlak voordat we vertrokken kreeg ik een souvenirtje van de sensei: tulpen gemaakt van chirimen (kimonostof). Een beetje Japan en Nederland bij elkaar...
woensdag 10 oktober 2012
Yama wa ikite iru! Een leven tussen de bergen...
Het oude gemeentehuis van Yamagata, in westerse bouwstijl. |
De poort onder de buitenste stadsmuur door. |
Deze foto is gemaakt door Ayaka. Het laat echt de sfeer van die avond zien! |
Jawel, een echte verjaardagstaart! |
Samen imoni maken! |
Aan de woest stromende rivier picknicken... |
Itadakimasu! |
Samen koude sobanoedels eten in het sobarestaurant. |
Ik mengde goed met de bloemen die dag! |
Abonneren op:
Posts (Atom)