donderdag 11 juli 2013

Van sakura naar sakuranbo

Het raam staat open. Een koel briesje waait naar binnen... toch blijft het lekker warm. Het geblindeerde anti-vorst plastic heb ik gelijk van mijn ramen afgescheurd toen de eerste echte zonnestralen naar binnen vielen: dag winter! Ik kijk naar buiten, want er is altijd wel wat te zien. De groene bergen in de verte die komen en gaan, omdat het weer in Yamagata zo veranderlijk is. De felgekleurde zomerbloemen in onze tuin. De mensen die langs de posters van de bioscoop lopen en af en toe wel heel erg op hun gemakje kijken welke nieuwe films er draaien. Maar het allerleukste is nog wel het kijken naar de mensen op het pleintje op een zondag. Een man die zeer 'geheim' achter een auto op een ukelele speelt en daar luidkeels bij zingt. Een groepje kinderen dat nog niet kon wachten totdat het regenseizoen begon... en daarom hun eigen regen maakten. Vanuit een raam op de tweede verdieping van het appartementengebouw tegenover ons zie ik de bovenkant van een gezichtje en een klein armpje met een gietertje net over het donkere kozijn heen. Beneden een meisje met een paraplu die precies onder de waterstraal gaat staan en gaat dansen in deze nieuwe regen. Ze hoefden niet lang meer te wachten... het regenseizoen zou gauw beginnen. Al vroeg wordt het donker, maar het blijft zwoel. Terwijl ik mijn huiswerk maak hoor ik geschreeuw buiten. Dezelfde kinderen als altijd. Ik kijk naar buiten en zie ze met hun ouders samen buiten staan. Een heleboel dansende kleuren en sterretjes in de nacht... want in Japan is vuurwerk echt iets voor de zomer. En zo stonden wij een week later ook in de rivierbedding van de Mamisakigawa, een rivier omringd door bomen en bergen waar ik van de lente nog zo prachtig de felroze verlichte sakura zag bloeien. Het was pikkedonker, met hier en daar een vuurvliegje dat zomaar uit het riet kon opduiken. Maar wij maakten daar verandering in! Op onze hurken zaten we in een kring en staken tegelijkertijd de felgekleurde stokjes in het brandende kaarsje middenin. Het duurde even maar algauw verschenen er de mooiste sterfiguren onder het stokje, die langzaam steeds van vorm veranderden. Bovenaan een gloeiend lampje dat langzaam doofde naarmate de tijd vorderde, totdat het lontje van het sterretje naar beneden viel. Wie het laatst brandt is de winnaar! En dan weer opnieuw aansteken en weer opnieuw en weer opnieuw... en toen was alles op. Het einde van een mooie zomerdag...

Met de dorre rijstvelden tijdens mijn reis naar Aomori in mijn hoofd, stapte ik in de bus. De leden van Fieldwork Groep 2 ‘Shinjo-shi Higashiyama aardewerk' hadden zich allemaal verzameld en wat onwennig gingen we naast elkaar in de bus zitten, met het idee dat we twee hele dagen met elkaar zouden moeten optrekken. Terwijl de eerste gesprekken op gang kwamen, kon ik het niet laten om steeds uit het raam te kijken… want wat een prachtige groene wereld zag ik daar buiten! Frisse blaadjes aan de bomen die de bergen om ons heen mooi groen kleurden. En tussen de bergen door vlakke, felgroene rijstvelden die pas waren bewaterd, dit alles weer tegen een blauwe lucht. Wat een verschil met die witte winter en die wat dorre lente… het winterwonderland is nu een subtropisch land. En het wordt alleen maar warmer. Aangezien Yamagata omringd is door bergen, zijn de seizoenen er het heftigst van Japan. Inmiddels heb ik al wat horrorverhalen gehoord over de verschrikkelijke hete en vochtige zomers… maar op dat moment had ik daar nog weinig last van. In de bus, op weg naar Shinjo-shi. De meest noordelijke stad in Yamagata, het einde van de shinkansenroute, beroemd om z’n zomerfestival met felgekleurde papieren poppen (vergelijkbaar met het Nebuta matsuri in Aomori), hortensia’s die het voormalige kasteelpark felblauw kleuren, opgravingen uit de Jomon periode (Japanse prehistorie) en natuurlijk het blauwe aardewerk van Higashiyama. En daar stonden we dan: in het atelier waar de glimmende blauwe kopjes, theepotten, stokjeshouders en bordjes stonden opgestapeld. Ik heb altijd iets met kopjes gehad en met schaaltjes. Ik hou van de patronen, kleuren en vormen. Ik kijk altijd met mijn handen, hoe mooi het is en hoe het voelt. Maar in het afgelegen, door bossen omringde Higashiyama heb ik mij iets gerealiseerd wat in Yamagata meerdere keren is teruggekomen.
Met ons schort en werkhandschoenen aan en schoppen in de hand, was het klaar om te beginnen! Ik wist nog niet zeker wat er ging gebeuren… maar ik zou het gauw zien. Nog nagenietend van het mooie theehuis waar we zojuist een geschiedenisles kregen over Japans aardewerk en de mysterieuze tuin hier omheen, waar sculpturen van apen, draken en tanuki het huis leken te bewaken. We liepen naar de andere kant van de weg, omringd door kleurige zomerbloemen. We kwamen op een punt waar de begroeiing minder dicht was en we vanaf de heuvel konden uitkijken over het rustige stadje Shinjo. Maar het draaide hier niet om het uitzicht, maar om de enorme, oranje zandhoop die hiervoor lag. Toen de aardewerk sensei er aankwam met een kruiwagen, had ik al een vermoeden wat er ging gebeuren… En zo zaten we naast elkaar op onze hurken naast de kruiwagen, klei uit de gewonnen aarde te trekken. De stukjes werden steeds kleiner en kleiner. Af en toe sloeg één van ons met een beitel opnieuw tegen de berg, om dan weer nieuwe klei te vinden voor onze kruiwagen. Die grijze, vormloze kleiberg die we hadden verzameld zou later iets anders worden…
Op een krukje met een kleedje erop, in een hoekje waar het licht van buiten mooi naar binnen viel, door de witte, geblindeerde ramen. Armpjes en beentjes plakte ik eraan vast met een beetje water. En als laatst een gezichtje tekenen met een bamboe stokje… een katje van klei. “NEKO (kat)!” De harde stem van sensei deed me opkijken. “Wij hebben thuis ook een kat. Hij is al 23 jaar oud!” “Net zo oud als ik!” Giechelde het meisje naast me dat net een mooi schaaltje had gemaakt met vormpjes van esdoornbladeren uit de mysterieuze tuin. Samen zorgden we ervoor dat het hele bureau vol stond met bekers, kopjes, schaaltjes en (wat ik vooral leuk vond) beeldjes van dieren.  Ik vond het heerlijk om weer creatief bezig te zijn en dingen zelf te maken. Deze keer op een andere manier dan ik tot nu toe gewend was. Natuurlijk maakt creativiteit ook hongerig… en dus werden we uitgenodigd in de keuken, om zelf voor ons middageten te zorgen. Het werd okonomiyaki, een soort pannenkoek met een heleboel groenten erin en verschillende sauzen erop. Met z’n allen om de tafel heen en een bakplaat in het midden, deden we er steeds weer een beetje beslag op… en verbaasden we ons erover hoeveel beslag we hadden gemaakt en hoeveel we konden eten! Tijdens het bakken kletsten we met elkaar en ook de sensei was enthousiast aan het vertellen. Over zijn werk, de ontmoeting met zijn vrouw toen hij op reis was, de verhuizing naar het verre Shinjo, de beeldjes in de tuin die door zijn opa zijn gemaakt. De plek waar we samen aan het werk waren begon steeds meer te leven. Een plek met een bijzondere sfeer… zo ook onze slaapplaats: een klaslokaal van een oude basisschool. Door de vergrijzing van de plaatselijke bevolking zijn er geen kinderen meer en moest het schooltje sluiten. Maar terwijl we onze futons daar in dat oude klaslokaal op de grond legden, kon je nog de aanwezigheid van kinderen voelen. Het schoolpleintje met de vervallen, maar vrolijk geschilderde muren en daarachter vele lagen rijstvelden. Het schoolbord, de posters tegen de muur, de prentenboeken in de boekenkast. De zon ging onder en het oude klaslokaal en het lege schoolplein kleurden oranjerood. Eerst zaten kinderen hier te leren en buiten waren ze aan het spelen. De lange rijen kopjes, bekers en beeldjes, al onze werkjes naast elkaar in het bruine, wit verlichtte atelier. Gisteren nog de klei die wij hadden opgegraven. Samen werken, samen eten, samen kletsen, samen terug naar huis.
Seizoenen veranderen. Had ik in Aomori nog een winterjas en een sjaal om en in Shinjo-shi nog een zomerjas aan, nu heb ik het al lekker warm zonder jas. Leken de beroemde kersen van Yamagata eerst nog ver weg, nu hebben we het sakuranbo (kersen) festival in Nanokamachi, de hoofdstraat van Yamagata waar het autoverkeer plaats heeft gemaakt voor lange rijen met kraampjes, optochten, optredens en vooral heel veel mensen. Banend door de massa kwam ik overal wel weer wat leuks tegen. Goedkope, roodgele kersen die vreemd genoeg erg zoet waren, een optreden van een zangeres die bekende Japanse liedjes zong in plat Yamagata accent, een groep dansers met grote, rode leeuwenmaskers op hun hoofd en het dragen van een mikoshi (godenwagen) die rijkelijk was versierd met gouden vogels en kersen door de stad. Aan het einde van de weg het mooie oude gemeentehuis van Yamagata, in een westerse bouwstijl uit de Meiji periode. Het blijft een mooi stukje Yamagata… en dus namen Akane en ik weer een kijkje binnenin. Er was een tentoonstelling van schilderijen met landschappen uit Yamagata. Groene bergen, rijstvelden, half besneeuwde bossen. Ik moest terugdenken aan m’n uitstapje naar Kaminoyama, waar de heuvel richting het kasteel ook zo bedekt met sneeuw was. De sneeuw in Yamagata is er niet meer en zal ik ook niet meer terugzien. Tenminste, niet dit jaar. De zomer is gekomen en het gevoel dat ik had toen ik pas in Yamagata was aangekomen keert weer terug. Toen had ik nog een hele tijd voor me… en nu heb ik alweer zoveel meegemaakt. Door de witte gangen heen… de deur stond open en we gingen naar buiten. De binnenplaats was open, waar ik nog nooit was geweest. Het was er mooi en schoon. We maakten foto’s van de mooie tegeltjes, de schattige witte stoelen met bloemachtige patronen, het vreemde effect van een donkere lucht achter het felverlichte witte gebouw door de zon van de andere kant. Weer buiten op het plein van het gemeentehuis maakte we foto’s van de kersententoonstelling met kersen in de vreemdste kleuren (ook felgele!) en keken we naar het grappige evenement wat zich daar weer afspeelde: een hele smalle glijbaan en onderaan mensen met eetstokjes en plastic bekertjes die wat gespannen naar boven keken. Wat zou er gebeuren? En toen gebeurde het: een hele berg kersen die met een enorme snelheid van de glijbaan af donderden! De eetstokjes leken heen en weer te vliegen in de vele pogingen om de gladde, ronde zoetigheden in de bekertjes te krijgen! Toch lukte het iedereen om genoeg kersen te pakken te krijgen… en om op te eten natuurlijk! We waren net te laat om aan dit evenement mee te kunnen doen… maar meer kersen zouden volgen. Een week later gingen we met een groep Japanse en internationale studenten naar een kersenboomgaard in Tendo, waar we ons anderhalf uur konden uitleven! En dus liepen we in de rondte. Hier en daar overal proeven, maar waar zouden ze het lekkerst zijn? Het bleek in ieder geval dat de kersen onderaan in de boom het minst lekker waren… en dus was het vaak lachen om de zure gezichten! Op een gegeven moment hadden we een geweldige boom gevonden, waar de kersen bovenaan heerlijk zoet waren. We klommen een aantal keer in de ladder, maar uiteindelijk moesten we stoppen. Want je kan ook hele erge buikpijn krijgen van kersen! En dus eindigde de kersenjacht met een wandeling langs de vele bomen, om ons heen krijsende vogels die we vreemd genoeg niet konden zien. We kletsten en klaagden af en toe dat het al aardig warm en benauwd begon te worden. Maar de echte zomer moest nog beginnen…
Zaa zaa. Dat is het geluid van harde regen in Japan. En de laatste tijd is het ook vaak zaa zaa, want het regenseizoen is begonnen. Toch hoef ik me niet te vervelen. Evenals het water op de straten hebben huiswerk, presentaties, tentamens en andere verplichtingen zich opgestapeld. Terwijl ik aan het leren ben kijk ik af en toe naar buiten, naar de wereld van zaa zaa waar ik liever niet in wil staan. Het is grappig om naar buiten te kijken. Mensen met paraplu’s, mensen zonder paraplu’s die rennen in de regen, mensen met grote, gele regenjassen die hun hele lichaam als een soort tent bedekken. De kleine meisjes die tegenover ons wonen hoeven nu geen regen meer te maken. Voor de posters van de bioscoop zal niemand meer stilstaan.