donderdag 2 mei 2013

Blauwe bergen, roze bloemen

Op een bankje op het station Aomori. Terwijl zowel mensen als de wind uit beide kanten langs me heen waaien, kijk ik naar achteren door het raam. Precies hetzelfde uitzicht als de eerste dag waarop ik aankwam: een stralend blauwe lucht die naar het midden toe steeds feller wordt, en aan de kant van de grijsblauwe zee iets lichter wordt. Daarboven de hoge, herkenbare brug die qua vorm wel heel veel weg heeft van de Erasmusbrug. Daaronder frisse, witgeschilderde pakhuizen op een rij, die het plaatje afmaken. Het is net Rotterdam, maar toch ook weer niet. Een rustige stad zoals Yamagata, maar de bergen zijn ingeruild voor de zee. Een wandeling over de stijger langs de pakhuizen, onder de brug door naar de andere kant, langs moderne gebouwen in de vorm van piramides en omgekeerde driehoeken, sommige donkerrood geschilderd. Ondertussen de wilde golven om me heen, die ik hoorde ruisen en tegen de rotsen aan hoorde botsen. Boven me de meeuwen die als witte vliegers in de felblauwe lucht hingen. Als contrast op al dit blauw en wit de felrode appels die in elk straatje als lokale schatten stonden uitgestald op de stoep voor de verschillende Yaoya-san (groentewinkels). Aomori... een ongerepte plek in het hoge noorden van Honshu, het hoofdeiland van Japan. Een paar weken geleden staarde ik nog naar al die mooie plaatjes in de reisgids van Tohoku. Aomori is ver, veel te ver. Maar aan de andere kant ben ik nu nog in Japan, sterker nog: ik woon nu nog in Yamagata, dichterbij Aomori zal ik waarschijnlijk nooit meer wonen! En dus zoefde ik met de trein door plat landschap, nog dor van de strenge winter, af en toe langs de zee dwars door de prefecturen Miyagi en Iwate heen naar het hoge noorden.
Een busstation in the middle of nowhere. Een koude wind langs m'n oren. Een stokoud vrouwtje naast me op  een bankje, krom maar met een complete reisuitrusting. Oud maar stoer. Ze praatte in zichzelf, een brabbeltaaltje waarvan ik me afvroeg of het wel Japans was... er kwam een ander oud vrouwtje naast haar zitten en tot mijn grote schrik sprak zij hetzelfde taaltje terug! Aan het zogenaamde 'Station Towada' bleek geen trein te pas te komen, het was enkel een wegstation met een kapper, een boekenwinkel en een tweedehands rommelwinkel die vooral heel rommelig was. De bus waarop ik wachtte kwam niet. En zou misschien ook wel nooit komen! Hoe kwam ik hier ook alweer terecht en hoe kom ik hier weer weg? Een gevoel van paniek overviel me, ik kon deze keer ook niet de weg vragen aan die oude mensen, want ik zou ze toch niet kunnen verstaan! Opgelucht was ik toen er een jongere vrouw aankwam die weliswaar met een accent toch in algemeen Japans antwoordde... En zo kronkelde de volgende bus weer verder door het landschap dat nog een tandje ruiger was dan ik in Yamagata gewend was. Hoge naaldbomen, wild stromende bergbeekjes, heiligdommen met rode torii op de meest verlaten plekken en vooral hele dikke pakken ongerepte sneeuw op de akkers, met boerenschuurtjes die opgeslokt werden door de witte massa eromheen. De bus eindigde in een dorps plaatsje, een winkelstraatje met groentewinkels, dameskleding, een brandweerkazerne. Eindelijk stopte de bus. Ik stapte uit en werd direct overladen door knallende kleuren uit de foto's in m'n hoofd en m'n fantasie! En het is allemaal echt, deze tuin van polka dots uit de schilderijen van Kusuma Yayoi! Ik kan niet alleen kijken, ik kan er ook doorheen lopen, door deze tuin van groen, rood en geel, langs dat gestipte meisje, langs die gestipte roze hond, door de grot heen waar haar stippenobsessie werd uitgebeeld met gekleurde lichtjes en de lichtval van buiten. Langs het prachtige, felgekleurde paard versierd met de mooiste bloemen het strakke, witte gebouw binnen waar ik zoveel wonderbaarlijks zou zien! Het excentrieke Towada kunst museum zag er werkelijk vervreemdend uit in de rustige, dorpse omgeving waar ik zojuist nog uit de bus stapte, evenals alle kunstige ontdekkingen die rondom en in het museum verstopt waren! Een spierwitte kamer met een witte tafel en een witte stoel in het midden, verder was er niets. "Doe je schoenen uit als je op de stoel gaat staan', stond er op een bordje aangegeven. Ik keek naar boven en zag dat er een gat in het plafond zat. Ik klauterde op de tafel, vervolgens op de stoel, zodat ik door het gat in het plafond kon kijken... vervolgens was ik in een moeras met donkerbruin water en waterplanten om me heen, vaag in de verte een diertje dat naar me tuurde door de mistige omgeving. Is het echt, deze nevel, dit water? Met mijn arm ging ik door het gat heen en voelde over de rand... het was echt, deze gekke omgeving en zelfs dit water! Momenten van verbazing en verwondering, om elke hoek, in elke kamer schuilde wel weer iets uit een andere uithoek van de wereld, wat totaal verschilde van hetgeen wat ik ervoor had gezien. Een wegrestaurant in het donker, een film waarin mensen verschijnen en verdwijnen, een reis door tijd en ruimte, een enorm, 'hyperrealistisch' sculptuur van een oudere vrouw (met alle adertjes, botjes en knookjes angstaanjagend echt), een wensboom, een mooi geschilderde trap... niets is hetzelfde. En ook ik kan een bijdrage leveren aan dit geweldige museum, bleek aan het einde van de tentoonstelling. Een kleurrijke ruimte  vol met materialen om te tekenen, te schrijven en te knutselen en natuurlijk met alle tekeningen, houten poppetjes, memo's en verhaaltjes die de bezoekers hebben achterlaten. Het was leuk om te kijken, maar natuurlijk nog veel leuker om te maken! En zo waren ook mijn tekeningen vereeuwigd in de tekenboom. Weer ervoer ik een tegenstelling toen ik daar weer in de kou stond, deze keer bij het station Shichinohe-Towada, waar ik wachtte op de bus naar Aomori-shi. Ik werd aangesproken door twee oude vrouwtjes die toevallig genoeg bij mij in de bus zaten op de heenweg. Ze hadden een accent, maar toen ik eenmaal aan hun uitspraak gewend raakte, kon ik ze toch wel verstaan. "Maar natuurlijk spreek je Japans... jij bent nog jong! Jij kan nog alles onthouden, maar wij kunnen dat niet meer! Wat fijn om jong te zijn, dat je nog overal naartoe kunt reizen en dat je nog van alles kunt doen in je leven! Wij kunnen dat niet meer..." Hetzelfde soort gesprek dat ik met bejaarden in Nederland had kunnen voeren. Maar toch benadrukte het weer hoeveel geluk ik heb, dat ik nu moet leven en nu moet genieten van deze mooie reizen... Ik kan nog overal naartoe!
En zo volgden de geluksmomenten elkaar in een rap tempo op. Zoveel mooie dingen gezien, zoveel leuke dingen gedaan, zoveel nieuwe mensen ontmoet. De kleurrijke papieren sculpturen van het Aomori Nebuta matsuri van alle jaren naast elkaar, de één nog mooier dan de ander. Daarna samen met de andere bezoekers een Nebuta matsuri voorstelling opvoeren: op de grote taiko trommels slaan, instrumenten bespelen, in een kring elkaars handen vasthouden en in een kring dansen terwijl we 'Rassera!' 'Rassera!' riepen op de muziek. Allemaal mensen die ik niet kende... maar het was zo grappig en zo gezellig met elkaar! Van de kleurrijke Nebuta matsuri sculpturen naar de metershoge witte hond van Yoshitomo Nara, die triest zijn kopje liet hangen richting de sneeuw, waar zijn lichaam in leek op te gaan. Eén van de vele bekende beelden van Aomori die ik zo graag wilde zien en die ik nu in het echt zag! Dan zat ik weer in de trein richting Hakodate, een kleurrijke stad in het zuiden van Hokkaido, waar oost en west werkelijk in elkaar opgaan. Na een lange, zwarte tunnel was ik blij om te horen dat de trein op Hokkaido was aangekomen: ik had van tevoren niet durven denken dat ik dit jaar zelfs naar dit meest noordelijke eiland van Japan zou gaan! Een rommelige ochtendmarkt waar al genoeg bezoekers rondstruinden en enthousiaste verkopers met luide stem hun vis, fruit en groente aanprezen. Een paar keer werd ik aangesproken (of eigenlijk geschreeuwd): "Hé onee-san!!! Waar kom je vandaan? Spreek je Japans?! Hoe kan het dat jij Japans spreekt?! Ben je helemaal in je eentje hier naartoe gekomen?!! Dat meen je niet!!!" Vervolgens werd ik getrakteerd met een vers stukje krab... één van de delicatessen van Hokkaido waarvan de smaak en de textuur niet te vergelijken was met wat ik eerder heb gegeten... zo stevig en zo heerlijk! Na de ochtendmarkt met een (zeer Nederlands aandoende) tram door de stad heen rijden. Een mooie haven met rode pakhuizen, oude huizen waarvan de felblauwe bovenkant deed denken aan Amerika en het houten met rijstpapieren raamwerk aan de onderkant weer deed denken aan Japan. Boeddhistische tempels en Christelijke kerken naast elkaar, tegen een heuvel aangebouwd waar je heel ver naar boven kunt wandelen. Met de kabelbaan beklom ik deze Hakodate berg verder, waarvandaan ik een prachtig uitzicht had op de stad met alle kleurrijke gebouwen en de zee eromheen. De sneeuw was nog opgestapeld, maar de warme lentezon scheen in m'n gezicht. Evenals op het moment dat ik op een bankje zat in het kasteelpark van Hirosaki, weer op Aomori. Het was een prachtig uitkijkpunt: over het water heen met een met sneeuw bedekte indrukwekkende berg in de verte, die me wel erg aan de berg Fuji deed denken. "Aan de volgende persoon die ik tegenkom, ga ik vragen hoe deze berg heet!" dacht ik. En zo sprak ik twee dames aan, ogenschijnlijk moeder en dochter, wat ook zo bleek te zijn. "Dat is Iwaki-san," zei de moeder. "Je kunt hem alleen zien als het heel mooi weer is hoor, we hebben geluk! Hij wordt ookwel Iwaki-Fuji-san genoemd, omdat hij zo erg op Fuji-san lijkt!" Kijkend in de verte naar dit mooie uitzicht, begonnen de vragen weer te komen, evenals de bezorgdheden. "Mam, ze is vanaf Yamagata toch al helemaal hier gekomen? Dan redt ze zich toch wel in haar eentje?" zei de dochter. En zo is dat... desondanks was er medeleven en een wil om mij meer te laten zien van hun mooie woonplaats Hirosaki. En zo trokken we de rest van de dag met elkaar op... we bekeken de restanten van het kasteel Hirosaki, we kwamen een oude man tegen die op zijn vingers allemaal (in Japanse oren) bekende liedjes kon fluiten, we zagen een witte reiger in de singel en gingen naar de Fujita herdenkingstuin. Deze tuin was nog helemaal bedolven onder de sneeuw, maar we konden al wel het historische, westers ogende gebouw binnen, dat gedeeltelijk was ingericht zoals vroeger en gedeeltelijk was omgetoverd tot café. Warm werd ik van de appelthee en het appelgebak waarop de moeder mij trakteerde (zo lief!). Evenals het zonnetje dat door de grote ramen naar binnen scheen, de gesprekken die we met elkaar voerden en ook de ongedwongenheid zodra we een momentje stil vielen. Bij de bushalte zeiden we elkaar gedag. Een paar keer keken ze nog om en zwaaiden ze... ik zal ze misschien wel nooit meer zien. Aan alles moet een einde komen. En zo zat ik daar, op het bankje in station Aomori te wachten op de trein. Vlak naast mij ging een duif zitten. Door de tocht werd het koud en blies hij zijn veren op. Een hele bolle duif. "Kawaii!" riep een groepje schoolkinderen die het bolle beest naast mij zagen. Ik keek naar hem en met zijn kleine kraaloogjes keek hij naar mij op. Ookal reis je alleen, je bent nooit echt alleen...
Roze, wuivende bomen. De wind die de blaadjes en de zoete geur losmaakt. De roze sneeuw begint. Onder het afdakje door scheen de lentezon af en toe naar binnen. Druk heen en weer lopend, dezelfde Japanse zinnetjes herhalend. "Irrashaimase! Kakesoba? 250 yen alstublieft! Dankuwel! Even wachten alstublieft!" Naar de pan met kokend heet water, sobanoedels in het zeefje doen en in het water houden, roeren met een enorm eetstokje, uit het water halen, uit laten bungelen, in het papieren bakje doen, bouillon over de sobanoedels gieten (zonder te knoeien!), naar de klant brengen (zonder te knoeien of het dunne bakje te scheuren!), neerzetten, met de eetstokjes lenteuitjes over de noedels strooien (zorgt bij de klanten voor veel ooohs en aaahs vanwege mijn niet-Aziatische uiterlijk), vooral geen agetama (gefrituurde deegballetjes) eroverheen gooien waneer het kakesoba betreft (want dat is tanuki soba en die is wel 50 yen duurder...) en met een brede glimlach naar de klant overhandigen. Wanneer hij/zij deze nog niet zelf heeft gepakt een paar houten eetstokjes als een soort brug over de kom hete noedels heen leggen. "Strooi er togarashi (chilipeper) op naar smaak alstublieft" zei ik, wijzend met mijn hele hand naar het kleine, venijnige busje rood strooisel. Een kleine buiging naar de klant. "Arigatou gozaimaaasu!" Weer een perfecte bestelling voor elkaar! Al is dit niet altijd het geval geweest... een plastic bakje dat brak terwijl ik bouillon probeerde in te schenken, waardoor de sobanoedels eindigden als zompige, nutteloze slierten in de kokende pan met soep, het verkeerde wisselgeld teruggeven of even helemaal vergeten hoe ik ook alweer moest hoofdrekenen (had er op de basisschool al een hekel aan...), de klant tanuki soba geven terwijl hij/zij kake soba had besteld, het togarashi vaatje verkeerd openmaken waardoor de volgende klant eindigt met een rode berg Fuji op zijn/haar lekkere sobanoedels... allemaal tragische gebeurtenissen. Gelukkig namen zowel de klanten als mijn collega's het mij niet kwalijk. In de plaats van boos te worden, zeiden ze dat ik me niet druk hoefde te maken en gaven ze mij ijsjes, onigiri en sappige ananas op een stokje. Ik kon wel huilen van geluk... daar stond ik dan: aan het kraampje in het Kajo park in Yamagata. Overal mensen die genoten van het lekkere weer, het eten, elkaar en natuurlijk hetgeen waar het allemaal om draaide: de kersenbloesems! Aan mijn rechterhand roze takken die schilderachtig afstaken tegen het felgroene gras ervoor en de blauwe bergen in de verte. Aan mijn linkerhand de witte kasteelmuur met mooie, glooiende daken en ronde versieringen, waarbij de felroze, wolkige bloesems perfect in het plaatje pasten. Op de achtergrond werden traditionele, Japanse melodieën gedraaid, waaronder het toepasselijke 'Sakura, sakura'. En rond een uur of 9 s'avonds was de drukte bij de kraampjes pas voorbij, maar het bloemen kijken nog niet! Nadat we de laatste tamakon en gebakken aardappeltjes voor een verlaagde prijs (of gratis) hadden weggegeven, maakten we schoon en borg ik mijn happi (traditionele jas die verkopers dragen tijdens festivals) op in een doos. We zeiden onze collega's gedag en gingen naar huis... tenminste, pas nadat we zelf nog even hadden genoten van het bloemen kijken! Al was het nog zo laat, donker en koud, nog steeds zaten grote groepen mensen op een picknickkleed onder de sakura, die van onderen prachtig verlicht waren! Met de trap omhoog, over de stadsmuur wandelen, waar zoveel bomen in volle bloei naast elkaar stonden en samen een soort roze muur boven de gracht vormden. De verlichting van onderen zorgde ervoor dat de bloesems felroze oplichten in de donkere nacht. Onwerkelijk mooi...
Kale bomen. En een roze gracht... waar zouden die blaadjes allemaal naartoe gaan? Ons baantje is voorbij, maar we zijn weer een nieuwe ervaring en veel leuke herinneringen rijker. Waar eerst de roze bloemen waren, beginnen nu blaadjes te groeien... mooie groene blaadjes! Wat heb ik die gemist in de lange, lange winter! Het nieuwe semester is begonnen. Veel nieuwe colleges, mijn colleges Japans een niveau hoger. Spannend om weer dingen uit te dagen en nieuwe dingen te leren! Welkomstfeestjes waar we weer nieuwe Japanse en buitenlandse studenten hebben ontmoet. En ondertussen het donkere besef op de achtergrond dat ik nog maar vier maanden hier zal zijn... voorbereidingen voor mijn terugreis en komend collegejaar in Leiden. Vliegreis regelen, denken aan de spullen die ik mee terug wil nemen, alles op tijd afsluiten, informatie kopiëren voor mijn scriptie... en natuurlijk blijven genieten, juist omdat het mijn laatste maanden in Yamagata zijn! Zoals dat oude vrouwtje op dat verlaten, tochtige station zei: Jij bent nog jong! Jij kan nog veel leren en overal naartoe! En zo is het! Daarom ga ik nog veel leren, veel meemaken en vooral veel herinneringen maken.