donderdag 11 juli 2013

Van sakura naar sakuranbo

Het raam staat open. Een koel briesje waait naar binnen... toch blijft het lekker warm. Het geblindeerde anti-vorst plastic heb ik gelijk van mijn ramen afgescheurd toen de eerste echte zonnestralen naar binnen vielen: dag winter! Ik kijk naar buiten, want er is altijd wel wat te zien. De groene bergen in de verte die komen en gaan, omdat het weer in Yamagata zo veranderlijk is. De felgekleurde zomerbloemen in onze tuin. De mensen die langs de posters van de bioscoop lopen en af en toe wel heel erg op hun gemakje kijken welke nieuwe films er draaien. Maar het allerleukste is nog wel het kijken naar de mensen op het pleintje op een zondag. Een man die zeer 'geheim' achter een auto op een ukelele speelt en daar luidkeels bij zingt. Een groepje kinderen dat nog niet kon wachten totdat het regenseizoen begon... en daarom hun eigen regen maakten. Vanuit een raam op de tweede verdieping van het appartementengebouw tegenover ons zie ik de bovenkant van een gezichtje en een klein armpje met een gietertje net over het donkere kozijn heen. Beneden een meisje met een paraplu die precies onder de waterstraal gaat staan en gaat dansen in deze nieuwe regen. Ze hoefden niet lang meer te wachten... het regenseizoen zou gauw beginnen. Al vroeg wordt het donker, maar het blijft zwoel. Terwijl ik mijn huiswerk maak hoor ik geschreeuw buiten. Dezelfde kinderen als altijd. Ik kijk naar buiten en zie ze met hun ouders samen buiten staan. Een heleboel dansende kleuren en sterretjes in de nacht... want in Japan is vuurwerk echt iets voor de zomer. En zo stonden wij een week later ook in de rivierbedding van de Mamisakigawa, een rivier omringd door bomen en bergen waar ik van de lente nog zo prachtig de felroze verlichte sakura zag bloeien. Het was pikkedonker, met hier en daar een vuurvliegje dat zomaar uit het riet kon opduiken. Maar wij maakten daar verandering in! Op onze hurken zaten we in een kring en staken tegelijkertijd de felgekleurde stokjes in het brandende kaarsje middenin. Het duurde even maar algauw verschenen er de mooiste sterfiguren onder het stokje, die langzaam steeds van vorm veranderden. Bovenaan een gloeiend lampje dat langzaam doofde naarmate de tijd vorderde, totdat het lontje van het sterretje naar beneden viel. Wie het laatst brandt is de winnaar! En dan weer opnieuw aansteken en weer opnieuw en weer opnieuw... en toen was alles op. Het einde van een mooie zomerdag...

Met de dorre rijstvelden tijdens mijn reis naar Aomori in mijn hoofd, stapte ik in de bus. De leden van Fieldwork Groep 2 ‘Shinjo-shi Higashiyama aardewerk' hadden zich allemaal verzameld en wat onwennig gingen we naast elkaar in de bus zitten, met het idee dat we twee hele dagen met elkaar zouden moeten optrekken. Terwijl de eerste gesprekken op gang kwamen, kon ik het niet laten om steeds uit het raam te kijken… want wat een prachtige groene wereld zag ik daar buiten! Frisse blaadjes aan de bomen die de bergen om ons heen mooi groen kleurden. En tussen de bergen door vlakke, felgroene rijstvelden die pas waren bewaterd, dit alles weer tegen een blauwe lucht. Wat een verschil met die witte winter en die wat dorre lente… het winterwonderland is nu een subtropisch land. En het wordt alleen maar warmer. Aangezien Yamagata omringd is door bergen, zijn de seizoenen er het heftigst van Japan. Inmiddels heb ik al wat horrorverhalen gehoord over de verschrikkelijke hete en vochtige zomers… maar op dat moment had ik daar nog weinig last van. In de bus, op weg naar Shinjo-shi. De meest noordelijke stad in Yamagata, het einde van de shinkansenroute, beroemd om z’n zomerfestival met felgekleurde papieren poppen (vergelijkbaar met het Nebuta matsuri in Aomori), hortensia’s die het voormalige kasteelpark felblauw kleuren, opgravingen uit de Jomon periode (Japanse prehistorie) en natuurlijk het blauwe aardewerk van Higashiyama. En daar stonden we dan: in het atelier waar de glimmende blauwe kopjes, theepotten, stokjeshouders en bordjes stonden opgestapeld. Ik heb altijd iets met kopjes gehad en met schaaltjes. Ik hou van de patronen, kleuren en vormen. Ik kijk altijd met mijn handen, hoe mooi het is en hoe het voelt. Maar in het afgelegen, door bossen omringde Higashiyama heb ik mij iets gerealiseerd wat in Yamagata meerdere keren is teruggekomen.
Met ons schort en werkhandschoenen aan en schoppen in de hand, was het klaar om te beginnen! Ik wist nog niet zeker wat er ging gebeuren… maar ik zou het gauw zien. Nog nagenietend van het mooie theehuis waar we zojuist een geschiedenisles kregen over Japans aardewerk en de mysterieuze tuin hier omheen, waar sculpturen van apen, draken en tanuki het huis leken te bewaken. We liepen naar de andere kant van de weg, omringd door kleurige zomerbloemen. We kwamen op een punt waar de begroeiing minder dicht was en we vanaf de heuvel konden uitkijken over het rustige stadje Shinjo. Maar het draaide hier niet om het uitzicht, maar om de enorme, oranje zandhoop die hiervoor lag. Toen de aardewerk sensei er aankwam met een kruiwagen, had ik al een vermoeden wat er ging gebeuren… En zo zaten we naast elkaar op onze hurken naast de kruiwagen, klei uit de gewonnen aarde te trekken. De stukjes werden steeds kleiner en kleiner. Af en toe sloeg één van ons met een beitel opnieuw tegen de berg, om dan weer nieuwe klei te vinden voor onze kruiwagen. Die grijze, vormloze kleiberg die we hadden verzameld zou later iets anders worden…
Op een krukje met een kleedje erop, in een hoekje waar het licht van buiten mooi naar binnen viel, door de witte, geblindeerde ramen. Armpjes en beentjes plakte ik eraan vast met een beetje water. En als laatst een gezichtje tekenen met een bamboe stokje… een katje van klei. “NEKO (kat)!” De harde stem van sensei deed me opkijken. “Wij hebben thuis ook een kat. Hij is al 23 jaar oud!” “Net zo oud als ik!” Giechelde het meisje naast me dat net een mooi schaaltje had gemaakt met vormpjes van esdoornbladeren uit de mysterieuze tuin. Samen zorgden we ervoor dat het hele bureau vol stond met bekers, kopjes, schaaltjes en (wat ik vooral leuk vond) beeldjes van dieren.  Ik vond het heerlijk om weer creatief bezig te zijn en dingen zelf te maken. Deze keer op een andere manier dan ik tot nu toe gewend was. Natuurlijk maakt creativiteit ook hongerig… en dus werden we uitgenodigd in de keuken, om zelf voor ons middageten te zorgen. Het werd okonomiyaki, een soort pannenkoek met een heleboel groenten erin en verschillende sauzen erop. Met z’n allen om de tafel heen en een bakplaat in het midden, deden we er steeds weer een beetje beslag op… en verbaasden we ons erover hoeveel beslag we hadden gemaakt en hoeveel we konden eten! Tijdens het bakken kletsten we met elkaar en ook de sensei was enthousiast aan het vertellen. Over zijn werk, de ontmoeting met zijn vrouw toen hij op reis was, de verhuizing naar het verre Shinjo, de beeldjes in de tuin die door zijn opa zijn gemaakt. De plek waar we samen aan het werk waren begon steeds meer te leven. Een plek met een bijzondere sfeer… zo ook onze slaapplaats: een klaslokaal van een oude basisschool. Door de vergrijzing van de plaatselijke bevolking zijn er geen kinderen meer en moest het schooltje sluiten. Maar terwijl we onze futons daar in dat oude klaslokaal op de grond legden, kon je nog de aanwezigheid van kinderen voelen. Het schoolpleintje met de vervallen, maar vrolijk geschilderde muren en daarachter vele lagen rijstvelden. Het schoolbord, de posters tegen de muur, de prentenboeken in de boekenkast. De zon ging onder en het oude klaslokaal en het lege schoolplein kleurden oranjerood. Eerst zaten kinderen hier te leren en buiten waren ze aan het spelen. De lange rijen kopjes, bekers en beeldjes, al onze werkjes naast elkaar in het bruine, wit verlichtte atelier. Gisteren nog de klei die wij hadden opgegraven. Samen werken, samen eten, samen kletsen, samen terug naar huis.
Seizoenen veranderen. Had ik in Aomori nog een winterjas en een sjaal om en in Shinjo-shi nog een zomerjas aan, nu heb ik het al lekker warm zonder jas. Leken de beroemde kersen van Yamagata eerst nog ver weg, nu hebben we het sakuranbo (kersen) festival in Nanokamachi, de hoofdstraat van Yamagata waar het autoverkeer plaats heeft gemaakt voor lange rijen met kraampjes, optochten, optredens en vooral heel veel mensen. Banend door de massa kwam ik overal wel weer wat leuks tegen. Goedkope, roodgele kersen die vreemd genoeg erg zoet waren, een optreden van een zangeres die bekende Japanse liedjes zong in plat Yamagata accent, een groep dansers met grote, rode leeuwenmaskers op hun hoofd en het dragen van een mikoshi (godenwagen) die rijkelijk was versierd met gouden vogels en kersen door de stad. Aan het einde van de weg het mooie oude gemeentehuis van Yamagata, in een westerse bouwstijl uit de Meiji periode. Het blijft een mooi stukje Yamagata… en dus namen Akane en ik weer een kijkje binnenin. Er was een tentoonstelling van schilderijen met landschappen uit Yamagata. Groene bergen, rijstvelden, half besneeuwde bossen. Ik moest terugdenken aan m’n uitstapje naar Kaminoyama, waar de heuvel richting het kasteel ook zo bedekt met sneeuw was. De sneeuw in Yamagata is er niet meer en zal ik ook niet meer terugzien. Tenminste, niet dit jaar. De zomer is gekomen en het gevoel dat ik had toen ik pas in Yamagata was aangekomen keert weer terug. Toen had ik nog een hele tijd voor me… en nu heb ik alweer zoveel meegemaakt. Door de witte gangen heen… de deur stond open en we gingen naar buiten. De binnenplaats was open, waar ik nog nooit was geweest. Het was er mooi en schoon. We maakten foto’s van de mooie tegeltjes, de schattige witte stoelen met bloemachtige patronen, het vreemde effect van een donkere lucht achter het felverlichte witte gebouw door de zon van de andere kant. Weer buiten op het plein van het gemeentehuis maakte we foto’s van de kersententoonstelling met kersen in de vreemdste kleuren (ook felgele!) en keken we naar het grappige evenement wat zich daar weer afspeelde: een hele smalle glijbaan en onderaan mensen met eetstokjes en plastic bekertjes die wat gespannen naar boven keken. Wat zou er gebeuren? En toen gebeurde het: een hele berg kersen die met een enorme snelheid van de glijbaan af donderden! De eetstokjes leken heen en weer te vliegen in de vele pogingen om de gladde, ronde zoetigheden in de bekertjes te krijgen! Toch lukte het iedereen om genoeg kersen te pakken te krijgen… en om op te eten natuurlijk! We waren net te laat om aan dit evenement mee te kunnen doen… maar meer kersen zouden volgen. Een week later gingen we met een groep Japanse en internationale studenten naar een kersenboomgaard in Tendo, waar we ons anderhalf uur konden uitleven! En dus liepen we in de rondte. Hier en daar overal proeven, maar waar zouden ze het lekkerst zijn? Het bleek in ieder geval dat de kersen onderaan in de boom het minst lekker waren… en dus was het vaak lachen om de zure gezichten! Op een gegeven moment hadden we een geweldige boom gevonden, waar de kersen bovenaan heerlijk zoet waren. We klommen een aantal keer in de ladder, maar uiteindelijk moesten we stoppen. Want je kan ook hele erge buikpijn krijgen van kersen! En dus eindigde de kersenjacht met een wandeling langs de vele bomen, om ons heen krijsende vogels die we vreemd genoeg niet konden zien. We kletsten en klaagden af en toe dat het al aardig warm en benauwd begon te worden. Maar de echte zomer moest nog beginnen…
Zaa zaa. Dat is het geluid van harde regen in Japan. En de laatste tijd is het ook vaak zaa zaa, want het regenseizoen is begonnen. Toch hoef ik me niet te vervelen. Evenals het water op de straten hebben huiswerk, presentaties, tentamens en andere verplichtingen zich opgestapeld. Terwijl ik aan het leren ben kijk ik af en toe naar buiten, naar de wereld van zaa zaa waar ik liever niet in wil staan. Het is grappig om naar buiten te kijken. Mensen met paraplu’s, mensen zonder paraplu’s die rennen in de regen, mensen met grote, gele regenjassen die hun hele lichaam als een soort tent bedekken. De kleine meisjes die tegenover ons wonen hoeven nu geen regen meer te maken. Voor de posters van de bioscoop zal niemand meer stilstaan.

donderdag 2 mei 2013

Blauwe bergen, roze bloemen

Op een bankje op het station Aomori. Terwijl zowel mensen als de wind uit beide kanten langs me heen waaien, kijk ik naar achteren door het raam. Precies hetzelfde uitzicht als de eerste dag waarop ik aankwam: een stralend blauwe lucht die naar het midden toe steeds feller wordt, en aan de kant van de grijsblauwe zee iets lichter wordt. Daarboven de hoge, herkenbare brug die qua vorm wel heel veel weg heeft van de Erasmusbrug. Daaronder frisse, witgeschilderde pakhuizen op een rij, die het plaatje afmaken. Het is net Rotterdam, maar toch ook weer niet. Een rustige stad zoals Yamagata, maar de bergen zijn ingeruild voor de zee. Een wandeling over de stijger langs de pakhuizen, onder de brug door naar de andere kant, langs moderne gebouwen in de vorm van piramides en omgekeerde driehoeken, sommige donkerrood geschilderd. Ondertussen de wilde golven om me heen, die ik hoorde ruisen en tegen de rotsen aan hoorde botsen. Boven me de meeuwen die als witte vliegers in de felblauwe lucht hingen. Als contrast op al dit blauw en wit de felrode appels die in elk straatje als lokale schatten stonden uitgestald op de stoep voor de verschillende Yaoya-san (groentewinkels). Aomori... een ongerepte plek in het hoge noorden van Honshu, het hoofdeiland van Japan. Een paar weken geleden staarde ik nog naar al die mooie plaatjes in de reisgids van Tohoku. Aomori is ver, veel te ver. Maar aan de andere kant ben ik nu nog in Japan, sterker nog: ik woon nu nog in Yamagata, dichterbij Aomori zal ik waarschijnlijk nooit meer wonen! En dus zoefde ik met de trein door plat landschap, nog dor van de strenge winter, af en toe langs de zee dwars door de prefecturen Miyagi en Iwate heen naar het hoge noorden.
Een busstation in the middle of nowhere. Een koude wind langs m'n oren. Een stokoud vrouwtje naast me op  een bankje, krom maar met een complete reisuitrusting. Oud maar stoer. Ze praatte in zichzelf, een brabbeltaaltje waarvan ik me afvroeg of het wel Japans was... er kwam een ander oud vrouwtje naast haar zitten en tot mijn grote schrik sprak zij hetzelfde taaltje terug! Aan het zogenaamde 'Station Towada' bleek geen trein te pas te komen, het was enkel een wegstation met een kapper, een boekenwinkel en een tweedehands rommelwinkel die vooral heel rommelig was. De bus waarop ik wachtte kwam niet. En zou misschien ook wel nooit komen! Hoe kwam ik hier ook alweer terecht en hoe kom ik hier weer weg? Een gevoel van paniek overviel me, ik kon deze keer ook niet de weg vragen aan die oude mensen, want ik zou ze toch niet kunnen verstaan! Opgelucht was ik toen er een jongere vrouw aankwam die weliswaar met een accent toch in algemeen Japans antwoordde... En zo kronkelde de volgende bus weer verder door het landschap dat nog een tandje ruiger was dan ik in Yamagata gewend was. Hoge naaldbomen, wild stromende bergbeekjes, heiligdommen met rode torii op de meest verlaten plekken en vooral hele dikke pakken ongerepte sneeuw op de akkers, met boerenschuurtjes die opgeslokt werden door de witte massa eromheen. De bus eindigde in een dorps plaatsje, een winkelstraatje met groentewinkels, dameskleding, een brandweerkazerne. Eindelijk stopte de bus. Ik stapte uit en werd direct overladen door knallende kleuren uit de foto's in m'n hoofd en m'n fantasie! En het is allemaal echt, deze tuin van polka dots uit de schilderijen van Kusuma Yayoi! Ik kan niet alleen kijken, ik kan er ook doorheen lopen, door deze tuin van groen, rood en geel, langs dat gestipte meisje, langs die gestipte roze hond, door de grot heen waar haar stippenobsessie werd uitgebeeld met gekleurde lichtjes en de lichtval van buiten. Langs het prachtige, felgekleurde paard versierd met de mooiste bloemen het strakke, witte gebouw binnen waar ik zoveel wonderbaarlijks zou zien! Het excentrieke Towada kunst museum zag er werkelijk vervreemdend uit in de rustige, dorpse omgeving waar ik zojuist nog uit de bus stapte, evenals alle kunstige ontdekkingen die rondom en in het museum verstopt waren! Een spierwitte kamer met een witte tafel en een witte stoel in het midden, verder was er niets. "Doe je schoenen uit als je op de stoel gaat staan', stond er op een bordje aangegeven. Ik keek naar boven en zag dat er een gat in het plafond zat. Ik klauterde op de tafel, vervolgens op de stoel, zodat ik door het gat in het plafond kon kijken... vervolgens was ik in een moeras met donkerbruin water en waterplanten om me heen, vaag in de verte een diertje dat naar me tuurde door de mistige omgeving. Is het echt, deze nevel, dit water? Met mijn arm ging ik door het gat heen en voelde over de rand... het was echt, deze gekke omgeving en zelfs dit water! Momenten van verbazing en verwondering, om elke hoek, in elke kamer schuilde wel weer iets uit een andere uithoek van de wereld, wat totaal verschilde van hetgeen wat ik ervoor had gezien. Een wegrestaurant in het donker, een film waarin mensen verschijnen en verdwijnen, een reis door tijd en ruimte, een enorm, 'hyperrealistisch' sculptuur van een oudere vrouw (met alle adertjes, botjes en knookjes angstaanjagend echt), een wensboom, een mooi geschilderde trap... niets is hetzelfde. En ook ik kan een bijdrage leveren aan dit geweldige museum, bleek aan het einde van de tentoonstelling. Een kleurrijke ruimte  vol met materialen om te tekenen, te schrijven en te knutselen en natuurlijk met alle tekeningen, houten poppetjes, memo's en verhaaltjes die de bezoekers hebben achterlaten. Het was leuk om te kijken, maar natuurlijk nog veel leuker om te maken! En zo waren ook mijn tekeningen vereeuwigd in de tekenboom. Weer ervoer ik een tegenstelling toen ik daar weer in de kou stond, deze keer bij het station Shichinohe-Towada, waar ik wachtte op de bus naar Aomori-shi. Ik werd aangesproken door twee oude vrouwtjes die toevallig genoeg bij mij in de bus zaten op de heenweg. Ze hadden een accent, maar toen ik eenmaal aan hun uitspraak gewend raakte, kon ik ze toch wel verstaan. "Maar natuurlijk spreek je Japans... jij bent nog jong! Jij kan nog alles onthouden, maar wij kunnen dat niet meer! Wat fijn om jong te zijn, dat je nog overal naartoe kunt reizen en dat je nog van alles kunt doen in je leven! Wij kunnen dat niet meer..." Hetzelfde soort gesprek dat ik met bejaarden in Nederland had kunnen voeren. Maar toch benadrukte het weer hoeveel geluk ik heb, dat ik nu moet leven en nu moet genieten van deze mooie reizen... Ik kan nog overal naartoe!
En zo volgden de geluksmomenten elkaar in een rap tempo op. Zoveel mooie dingen gezien, zoveel leuke dingen gedaan, zoveel nieuwe mensen ontmoet. De kleurrijke papieren sculpturen van het Aomori Nebuta matsuri van alle jaren naast elkaar, de één nog mooier dan de ander. Daarna samen met de andere bezoekers een Nebuta matsuri voorstelling opvoeren: op de grote taiko trommels slaan, instrumenten bespelen, in een kring elkaars handen vasthouden en in een kring dansen terwijl we 'Rassera!' 'Rassera!' riepen op de muziek. Allemaal mensen die ik niet kende... maar het was zo grappig en zo gezellig met elkaar! Van de kleurrijke Nebuta matsuri sculpturen naar de metershoge witte hond van Yoshitomo Nara, die triest zijn kopje liet hangen richting de sneeuw, waar zijn lichaam in leek op te gaan. Eén van de vele bekende beelden van Aomori die ik zo graag wilde zien en die ik nu in het echt zag! Dan zat ik weer in de trein richting Hakodate, een kleurrijke stad in het zuiden van Hokkaido, waar oost en west werkelijk in elkaar opgaan. Na een lange, zwarte tunnel was ik blij om te horen dat de trein op Hokkaido was aangekomen: ik had van tevoren niet durven denken dat ik dit jaar zelfs naar dit meest noordelijke eiland van Japan zou gaan! Een rommelige ochtendmarkt waar al genoeg bezoekers rondstruinden en enthousiaste verkopers met luide stem hun vis, fruit en groente aanprezen. Een paar keer werd ik aangesproken (of eigenlijk geschreeuwd): "Hé onee-san!!! Waar kom je vandaan? Spreek je Japans?! Hoe kan het dat jij Japans spreekt?! Ben je helemaal in je eentje hier naartoe gekomen?!! Dat meen je niet!!!" Vervolgens werd ik getrakteerd met een vers stukje krab... één van de delicatessen van Hokkaido waarvan de smaak en de textuur niet te vergelijken was met wat ik eerder heb gegeten... zo stevig en zo heerlijk! Na de ochtendmarkt met een (zeer Nederlands aandoende) tram door de stad heen rijden. Een mooie haven met rode pakhuizen, oude huizen waarvan de felblauwe bovenkant deed denken aan Amerika en het houten met rijstpapieren raamwerk aan de onderkant weer deed denken aan Japan. Boeddhistische tempels en Christelijke kerken naast elkaar, tegen een heuvel aangebouwd waar je heel ver naar boven kunt wandelen. Met de kabelbaan beklom ik deze Hakodate berg verder, waarvandaan ik een prachtig uitzicht had op de stad met alle kleurrijke gebouwen en de zee eromheen. De sneeuw was nog opgestapeld, maar de warme lentezon scheen in m'n gezicht. Evenals op het moment dat ik op een bankje zat in het kasteelpark van Hirosaki, weer op Aomori. Het was een prachtig uitkijkpunt: over het water heen met een met sneeuw bedekte indrukwekkende berg in de verte, die me wel erg aan de berg Fuji deed denken. "Aan de volgende persoon die ik tegenkom, ga ik vragen hoe deze berg heet!" dacht ik. En zo sprak ik twee dames aan, ogenschijnlijk moeder en dochter, wat ook zo bleek te zijn. "Dat is Iwaki-san," zei de moeder. "Je kunt hem alleen zien als het heel mooi weer is hoor, we hebben geluk! Hij wordt ookwel Iwaki-Fuji-san genoemd, omdat hij zo erg op Fuji-san lijkt!" Kijkend in de verte naar dit mooie uitzicht, begonnen de vragen weer te komen, evenals de bezorgdheden. "Mam, ze is vanaf Yamagata toch al helemaal hier gekomen? Dan redt ze zich toch wel in haar eentje?" zei de dochter. En zo is dat... desondanks was er medeleven en een wil om mij meer te laten zien van hun mooie woonplaats Hirosaki. En zo trokken we de rest van de dag met elkaar op... we bekeken de restanten van het kasteel Hirosaki, we kwamen een oude man tegen die op zijn vingers allemaal (in Japanse oren) bekende liedjes kon fluiten, we zagen een witte reiger in de singel en gingen naar de Fujita herdenkingstuin. Deze tuin was nog helemaal bedolven onder de sneeuw, maar we konden al wel het historische, westers ogende gebouw binnen, dat gedeeltelijk was ingericht zoals vroeger en gedeeltelijk was omgetoverd tot café. Warm werd ik van de appelthee en het appelgebak waarop de moeder mij trakteerde (zo lief!). Evenals het zonnetje dat door de grote ramen naar binnen scheen, de gesprekken die we met elkaar voerden en ook de ongedwongenheid zodra we een momentje stil vielen. Bij de bushalte zeiden we elkaar gedag. Een paar keer keken ze nog om en zwaaiden ze... ik zal ze misschien wel nooit meer zien. Aan alles moet een einde komen. En zo zat ik daar, op het bankje in station Aomori te wachten op de trein. Vlak naast mij ging een duif zitten. Door de tocht werd het koud en blies hij zijn veren op. Een hele bolle duif. "Kawaii!" riep een groepje schoolkinderen die het bolle beest naast mij zagen. Ik keek naar hem en met zijn kleine kraaloogjes keek hij naar mij op. Ookal reis je alleen, je bent nooit echt alleen...
Roze, wuivende bomen. De wind die de blaadjes en de zoete geur losmaakt. De roze sneeuw begint. Onder het afdakje door scheen de lentezon af en toe naar binnen. Druk heen en weer lopend, dezelfde Japanse zinnetjes herhalend. "Irrashaimase! Kakesoba? 250 yen alstublieft! Dankuwel! Even wachten alstublieft!" Naar de pan met kokend heet water, sobanoedels in het zeefje doen en in het water houden, roeren met een enorm eetstokje, uit het water halen, uit laten bungelen, in het papieren bakje doen, bouillon over de sobanoedels gieten (zonder te knoeien!), naar de klant brengen (zonder te knoeien of het dunne bakje te scheuren!), neerzetten, met de eetstokjes lenteuitjes over de noedels strooien (zorgt bij de klanten voor veel ooohs en aaahs vanwege mijn niet-Aziatische uiterlijk), vooral geen agetama (gefrituurde deegballetjes) eroverheen gooien waneer het kakesoba betreft (want dat is tanuki soba en die is wel 50 yen duurder...) en met een brede glimlach naar de klant overhandigen. Wanneer hij/zij deze nog niet zelf heeft gepakt een paar houten eetstokjes als een soort brug over de kom hete noedels heen leggen. "Strooi er togarashi (chilipeper) op naar smaak alstublieft" zei ik, wijzend met mijn hele hand naar het kleine, venijnige busje rood strooisel. Een kleine buiging naar de klant. "Arigatou gozaimaaasu!" Weer een perfecte bestelling voor elkaar! Al is dit niet altijd het geval geweest... een plastic bakje dat brak terwijl ik bouillon probeerde in te schenken, waardoor de sobanoedels eindigden als zompige, nutteloze slierten in de kokende pan met soep, het verkeerde wisselgeld teruggeven of even helemaal vergeten hoe ik ook alweer moest hoofdrekenen (had er op de basisschool al een hekel aan...), de klant tanuki soba geven terwijl hij/zij kake soba had besteld, het togarashi vaatje verkeerd openmaken waardoor de volgende klant eindigt met een rode berg Fuji op zijn/haar lekkere sobanoedels... allemaal tragische gebeurtenissen. Gelukkig namen zowel de klanten als mijn collega's het mij niet kwalijk. In de plaats van boos te worden, zeiden ze dat ik me niet druk hoefde te maken en gaven ze mij ijsjes, onigiri en sappige ananas op een stokje. Ik kon wel huilen van geluk... daar stond ik dan: aan het kraampje in het Kajo park in Yamagata. Overal mensen die genoten van het lekkere weer, het eten, elkaar en natuurlijk hetgeen waar het allemaal om draaide: de kersenbloesems! Aan mijn rechterhand roze takken die schilderachtig afstaken tegen het felgroene gras ervoor en de blauwe bergen in de verte. Aan mijn linkerhand de witte kasteelmuur met mooie, glooiende daken en ronde versieringen, waarbij de felroze, wolkige bloesems perfect in het plaatje pasten. Op de achtergrond werden traditionele, Japanse melodieën gedraaid, waaronder het toepasselijke 'Sakura, sakura'. En rond een uur of 9 s'avonds was de drukte bij de kraampjes pas voorbij, maar het bloemen kijken nog niet! Nadat we de laatste tamakon en gebakken aardappeltjes voor een verlaagde prijs (of gratis) hadden weggegeven, maakten we schoon en borg ik mijn happi (traditionele jas die verkopers dragen tijdens festivals) op in een doos. We zeiden onze collega's gedag en gingen naar huis... tenminste, pas nadat we zelf nog even hadden genoten van het bloemen kijken! Al was het nog zo laat, donker en koud, nog steeds zaten grote groepen mensen op een picknickkleed onder de sakura, die van onderen prachtig verlicht waren! Met de trap omhoog, over de stadsmuur wandelen, waar zoveel bomen in volle bloei naast elkaar stonden en samen een soort roze muur boven de gracht vormden. De verlichting van onderen zorgde ervoor dat de bloesems felroze oplichten in de donkere nacht. Onwerkelijk mooi...
Kale bomen. En een roze gracht... waar zouden die blaadjes allemaal naartoe gaan? Ons baantje is voorbij, maar we zijn weer een nieuwe ervaring en veel leuke herinneringen rijker. Waar eerst de roze bloemen waren, beginnen nu blaadjes te groeien... mooie groene blaadjes! Wat heb ik die gemist in de lange, lange winter! Het nieuwe semester is begonnen. Veel nieuwe colleges, mijn colleges Japans een niveau hoger. Spannend om weer dingen uit te dagen en nieuwe dingen te leren! Welkomstfeestjes waar we weer nieuwe Japanse en buitenlandse studenten hebben ontmoet. En ondertussen het donkere besef op de achtergrond dat ik nog maar vier maanden hier zal zijn... voorbereidingen voor mijn terugreis en komend collegejaar in Leiden. Vliegreis regelen, denken aan de spullen die ik mee terug wil nemen, alles op tijd afsluiten, informatie kopiëren voor mijn scriptie... en natuurlijk blijven genieten, juist omdat het mijn laatste maanden in Yamagata zijn! Zoals dat oude vrouwtje op dat verlaten, tochtige station zei: Jij bent nog jong! Jij kan nog veel leren en overal naartoe! En zo is het! Daarom ga ik nog veel leren, veel meemaken en vooral veel herinneringen maken.

zondag 24 maart 2013

Sakura sakura

Ik kon het niet geloven. De warmte, het zonlicht dat op mijn (nog) bleke winterwangen brandde. Daar liep ik dan: over een groene boulevard, langs een kleine haven waar mensen evenals ik gedachteloos uitkeken over de zee. Het park langs de haven had een relaxte uitstraling, evenals de mensen die er wandelden en op het gras zaten. Sommigen van hen speelden, maakten plezier, een oud mannetje was aan het vissen. Er was een klein restaurantje met grote ramen tegenover het water. Terwijl ik mijn rijstomelet stukprikte met mijn lepel en de warme rijst rustig at, keek ik naar buiten. Ik zag mooie vogeltjes, die een beetje anders waren dan in Nederland. De zee was grijs en de lucht erboven blauw... is de lente dan toch begonnen? Ik kon het niet geloven, een paar uurtjes reizen met de trein, naar Tokyo, daarna naar Yokohama. Ik was niet alleen weg uit Yamagata, maar ook uit de winter, weg van het winterwonderland waar ik nog een week geleden met de kabelbaan omhoog was gegaan naar de top van de berg Zao. Hoewel de zon ook die dag scheen, prikte de vrieskou in m'n gezicht en werd ik omringd door sneeuwmonsters in angstaanjagende vormen van dinosaurussen, rare mannetjes en vogelbekdieren. En naarmate de zon achter de horizon verdween, leken ze van gezichtsuitdrukking te veranderen. Eigenlijk is er op de berg Zao sprake van een zeldzaam natuurlijk fenomeen waarbij naaldbomen zwaar ondergesneeuwd worden, opvriezen, daarna een nieuwe lading sneeuw krijgen en opnieuw opvriezen, waarbij iedere boom eindigt in een hoge sneeuwberg met ieder z'n eigen vorm. Maar ik kon alleen maar naar de gezichten kijken van de monsters, hun wenkbrauwen, neuzen, monden... Nu werd ik niet omringd door monsters, maar door adelaars met gevorkte vleugels die boven het park zweefden als vliegers (de waarschuwing 'Pas op voor de adelaars' was dus geen grapje...). Ondertussen stonden de knopjes van de bomen in het park op uitbarsten.
Wit, lichtroze, middenroze, donkerroze... Ik hou van roze. En ik was niet de enige, want iedereen verzamelde zich in de tuin van de Kitanotenman-gu in Kyoto om de tweeduizend roze wolkerige bomen te bekijken. De zon scheen en leek de ronde blaadjes van de pruimenbloesems nog feller van kleur te maken. Het was een heel doolhof van roze... soms stopten we even om de geurige bloemen beter te kunnen ruiken, de ene soort nog lekkerder dan de andere. Aan de rand van de boomgaard stond een theehuis waar we op de veranda met een kopje pruimenthee en een zoete roze rijstcracker konden zitten uitkijken over de roze wereld en konden genieten van de geur en de sfeer van het bloemen kijken. De geur van de bloemen was gemengd met de geur van de yakidango (rijstballetjes). In Japan wordt er veel waarde aan gehecht: samen bloemen kijken èn samen eten en drinken tijdens het bloemen kijken. In Nederland is een boom maar een boom. En eten vult je maag. En dat terwijl genieten van eenvoudige dingen als de natuur, het begin van de lente en lekker eten zo belangrijk is (en net als de Nederlanders zo 'nuchter' zou moeten zijn)! Alleen bloemen kijken is leuk, maar samen is natuurlijk veel leuker. En daarom was ik blij dat m'n moeder en haar vriend waren overgekomen naar Japan, om samen de lentevakantie door te brengen en dit soort geweldige dingen te ervaren. Samen wandelen naar prachtige tempels, tuinen en straatjes, samen genieten van het weer, het lekkere eten, samen uitvogelen hoe die ingewikkelde buskaart in elkaar zit (en af en toe lekker helemaal de verkeerde kant op rijden). Kyoto is een stad die indruk maakt, waar plaatsen en de momenten die zich er afspelen je sterk bijblijven. De houten, eenvoudige tempels in de bossen die bij laag zonlicht nog mooier worden, vele rode torii die een pad de heuvel op vormen waar je een prachtig uitzicht hebt over de stad, de levendige Shijo-dori met de brug over de Kamo-rivier, 'ons' traditionele Machiya-huis met de heerlijk warme kotatsu (verwarmde tafel) in de woonkamer en natuurlijk het Maruyama park en de charmante straatjes van het Higashiyama district. Vooral deze laatste twee hebben we in een bijzondere periode meegemaakt, namelijk tijdens het Hanatouro matsuri. Dit betekent 'Het bloemen en licht festival' en begint wanneer de zon is ondergegaan. De duisternis valt elke avond vroeg in, maar de straatjes en tempels zijn allemaal mooi verlicht. Door een smal straatje wandelen met aan weerszijden mooie lantaarns van washi (handgemaakt papier) met warme, subtiele kleuren rood, roze en paars, de traditionele gebouwen en de prachtige tuinen langs de vele doorkijkjes lichtten op. Mooi verlichtte bloemstukken, bomen en bamboe in het donker. En af en toe een levendige optocht met de vossengod Inari in een riksja, trots de menigte in kijkend met zijn witte gezicht. De vrolijke student Airi die ons enthousiast een dagje rondleidde door de stad zei dat kijken naar de vos Inari ons heel veel geluk zou brengen... En dus hebben we goed gekeken! Dankzij haar zijn we ook bij de Toudaiji tempel geweest, waar we één van de mooiste uitzichten hebben gehad: een verlichting over de landschapstuin die de stille vijver zodanig helder deed lijken, dat de bomen erachter erin weerspiegelden als een levensecht evenbeeld. Het was een bizar gezicht, alsof je een andere wereld in keek, een waterwereld met enorme waterplanten. Airi moest toegeven dat ze het een beetje eng vond om lang naar te kijken, maar ik kon alleen maar staren en staren... Echt een andere wereld!
De avonden in Kyoto waren helder. We wandelden door het warm verlichte Higashiyama district en ontdekten dingen (en mensen!) die we niet hadden verwacht. Een wit opgemaakte maiko met een langgeknoopte, felgekleurde obi die ons tegemoet liep en met snelle pas weer de duisternis in verdween. Een Franse patissier met kunstige, kleine taartjes in een ruimtelijk en toch traditioneel uitziend gebouwtje. Een oud vrouwtje die ons de geheimen leerde van het Kyoto dialect. Afgestudeerde studentes die in hun prachtige furisode (kimono) aan het oude vrouwtje hun diploma's lieten zien. Tempels en pagodes onderweg, die we in de onherkenbare nacht soms per toeval tegenkwamen, zoals Kiyomizu Dera die met grote lichtstralen veel indruk maakte in het donker. En dan onze onverwachte Kyo-ryouri ervaring waarbij de traditionele keuken van Kyoto zich voor onze neuzen afspeelde in het knusse restaurantje Shinpachi. Het bestond uit één rij stoelen, die tegenover de keuken stonden, waardoor we konden meekijken hoe ons mooie, gezonde eten werd klaargemaakt. In de keuken stond een oude man die op bizarre wijze komkommers sneed: tjak, tjak, tjak, en daar lag het binnen een paar seconden in duizend stukjes van precies dezelfde grootte! Het resultaat was een vegetarische, luxe uitziende teishoku (set meal) met verschillende soorten tofu, frisse tsukemono, zoete soep met een heerlijke, dikke textuur en knapperige groenten. Ook was er een ingrediënt wat nieuw voor ons allemaal was: fu! De bijzondere vleesvervanger op basis van tarwe was voor ons het bewijs dat niet alleen smaak, maar ook textuur zo van belang is van een lekkere maaltijd. Want wat had die zogenaamde nama ('rauwe') fu toch een geweldige textuur! Ik kon er op blijven kauwen... steeds genietend van elk bijgerechtje, ging onze maaltijd toch een keer op. Het was niet alleen eten, het was een voorstelling en een ervaring. Ik vroeg aan de oude man of dit dan het beroemde 'kaiseki ryouri' was waar ik in gidsen over Kyoto zo vaak over had gelezen. Hij vertelde dat zijn keuken geen kaiseki ryouri is, maar wel een verkorte, betaalbare versie van elementen die in kaiseki ryouri voorkomen. Zelf noemde hij zijn keuken Kyo-ryouri, de keuken van Kyoto.
Een minder spannende, maar wel een leuke en verwarmende eetervaring hadden we in een restaurant vlakbij het station van Nara. Koud en doorweekt lieten we onze natte sponsschoenen in het kastje achter en stapten we op onze sokken de verhoging op. De eigenaar (die duidelijk geen buitenlanders gewend was), was in zijn nopjes en gaf ons gratis sake en origami vogels en ninja werpsterren (het laatste was nieuw voor mij...). We hadden het verdiend die avond, want wat hadden we een eind gelopen door de regen! Met een paraplu boven ons hoofd van station Nara richting de enorme Koudaiji tempel, die in het donkere, regenachtige weer een mysterieuze sfeer uitstraalde met flauw verlichte lampions eromheen. Langs de Koudaiji liepen we de heuvel op richting de Nigatsudou hal, waar we veel mensen met hetzelfde doel als wij tegemoet kwamen. Onder het dak van één van de tempels schuilden we. De regen kletterde met veel lawaai voor ons neer, maar wij stonden droog en hadden bovendien een mooi uitzicht over de hal, waar het die avond ging gebeuren! Veel mensen waren vooraan in de regen gaan staan, in de hoop dat het geluk op hen neer zou stralen. De Nigatsudou was een hoog, houten gebouw met een groot balkon en trappen aan weerszijden. Zodra het kunstlicht werd gedimd, verscheen het natuurlijke licht linksonder aan de trap. Voorzichtig werd een brandende fakkel via de trap het balkon op gedragen. De vlam was enorm en danste wild in het rond, wat er wel erg riskant uitzag op zo'n oud houten gebouw! Toch vatten het balkon en het dak geen vlam, toen de fakkel snel rond werd gedraaid en een rollende vuurbal een oranje sneeuw aan vlammen boven de hoofden van de mensen vooraan verspreidde. Het was een spectaculair en tegelijkertijd een beetje een eng gezicht. Het ritueel van fakkels naar boven brengen en laten rollen totdat ze doven in de regen, werd tien keer gehaald, waarna dit beroemde Otaimatsu ritueel ten einde kwam. Het maakte deel uit van het religieuze Omizutori ritueel dat elk jaar in maart wordt uitgevoerd. Regen of niet, de oranje vlammenzee van Otaimatsu heeft ervoor gezorgd dat we allemaal veel geluk zullen hebben dit nieuwe jaar!
Pruimenbloesems zijn slechts de overgang naar de lente, maar kersenbloesems zijn de echte lente. Ik was verdrietig toen we ons machiya-huis verlieten, ik was er in de korte tijd gehecht aan geraakt, evenals het schattige smalle straatjes met het stenen paadje waar het in lag, de heerlijk liggende futon, het balkonnetje vanwaar je uitkeek op het leven van de buren, met hun discussies, gelach en harde genies. "We gaan weer naar een nieuwe fase van onze vakantie" zei mama en zo was het ook. Maar voordat het zover was, moest er nog iets belangrijks gebeuren. Zo had mijn docent die me helpt met m'n scriptie voor volgend jaar geregeld dat ik een interview kon houden met Kamiyama-san, de curator van het Fuchuu museum, het museum waar ik van de winter samen met Ayaka naartoe was gegaan. Ook deze keer spraken Ayaka en ik af op het station van Tokyo en gingen we samen dezelfde weg naar de rustige, groene buitenwijk. Aangezien een eerder interview met een curator van een ander museum niet zo goed was gegaan, was ik best nerveus en bang dat er moeilijke vragen aan mij gesteld zouden worden. Gelukkig bleek Kamiyama-san een hele aardige mevrouw te zijn die mijn vragen heel mooi en compleet beantwoordde en er begrip voor had als ik mezelf even niet goed kon uitdrukken in het Japans. Het interview liet een goed gevoel achter, waardoor de druk die op me lag verdween en we konden genieten van de nieuwe tentoonstelling over prenten uit de Edo periode en van het park in Fuchuu, waar de kersenbloesems al bloeiden. Het was dan ook al zo warm in Tokyo, dus geen wonder dat ze dit jaar zo vroeg zijn! Dikke roze takken, bloemetjes met kleine draadjes in het midden... wat is eigenlijk het verschil tussen kersenbloesems en de pruimenbloesems die we in Kyoto hebben gezien? Volgens Ayaka was het de vorm van de blaadjes waaraan je het verschil kunt zien: blaadjes van de pruimenbloesem zijn rond en in de blaadjes van de kersenbloesem zit een klein knipje in het midden. De ontdekking van een kersenbloesem leek een zeldzaam moment, maar uiteindelijk volgden er meer...
Vooruit blijven kijken, niet teveel in je op willen nemen, niet gek worden... Dat is belangrijk in Tokyo! En zeker in de straat waar wij logeerden. Hoewel het hotel zelf een oase van rust was, belandden we zowel overdag als s'nachts in een dichte mierenhoop van mensen die allemaal ergens naartoe moesten. De felverlichte Meiji-dori die parallel loopt aan het grote station Ikebukuro varieert van levendig tot doorgedraaid druk. Wat was het een tegenstelling tot het soms zo dorps aandoende Kyoto (en al helemaal tot Yamagata!). Ik was dan ook blij om terug te komen in het gemoedelijke Asakusa, waar ik na overnachtingen in leuke jeugdhostels inmiddels bekend was geworden. Het toeristische, maar zo gezellige Takeshita-dori, de Senso-ji tempel met een mooie tuin aan de zijkant, die populaire melon-pan winkel die zo heerlijk ruikt en natuurlijk de Tokyo Skytree aan de andere kant van de Sumida rivier. Zowel Takeshita-dori als het Ueno park (twee haltes verder van Asakusa) waren zonovergoten en stonden in het teken van de kersenbloesem die nog niet helemaal in volle bloei stonden, maar al aardig onderweg waren. Grote open vlakten omringd door roze en witte bomen. Families die samen naar het park gingen om bloemen te kijken en schoolkinderen die als field trip naar Ueno zoo gingen en met z'n allen poseerden voor de bloesems. In Takeshita-dori eenzelfde beeld, maar deze keer met meer toeristen en een heleboel kraampjes met eten rondom de Senso-ji. Yakisoba, gratis groene thee en ze verkochten zelfs al schaafijs! Een wandeling aan de Sumida-rivier, gevolgd door een boottochtje waarbij we onder vele bruggen doorgingen en aan de andere kant, bij de prachtige Hama-rikyu landschapstuin uitkwamen. Hier liepen we langs oude pijnbomen, een veld met felgele bloemen, langs een brak water vijver met vele watervogels naar het lichtgekleurde, houten theehuis in het midden. Daarachter een heuvel met een uitkijkpunt, waar we gingen zitten en naar het landschap en de rivier keken. Later zaten we opeens op een veel hoger uitkijkpunt: de 31ste verdieping van het Solamachi naast de Tokyo Skytree! De grote stad en het laatste zonlicht dat erop viel... het zou snel donker worden.
Mijn dichte oogleden kleuren licht wanneer de felle zon erop valt, al houden de blaadjes boven mij de felste stralen tegen. Ik open ze en zie een heleboel lichtgroene blaadjes boven mij met ertussenin roze bloemen die aan de randjes en in het midden bij de meeldraden donkerrood kleuren. Ik sluit mijn ogen weer en geniet van de warmte en de geluiden om me heen. Het zingen van de vogels, het ruisen van de takken, het klappen van de golven tegen de rotsen. Samen uitrusten onder de bloesems. We eten de chocoladekoekjes die we hebben meegenomen. We praten en lachen. We proberen foto's te maken van dat vogeltje dat zo grappig loopt en ik probeer een klavertje vier te vinden. Maar dat lukt niet, want klavertjes vier zijn zeldzaam, evenals wij die als enige onder een bloesemboom zitten bovenop de heuvel van Enoshima. Grappig genoeg lijken steeds meer mensen ons na te doen, onder een boom liggen luieren ziet er blijkbaar leuk uit! Ik sta op en loop naar het hoge hek aan de rand van de heuvel. Tussen de spijlen door naar beneden kijken, de diepte in, de hoge rotsen en het ruige water dat er tegenaan botst. Het gaat steeds harder waaien, de lucht betrekt en wordt grijs. We gaan een koffiehuisje in waar we koffie en warme chocolademelk drinken. Het is aantrekkelijk om te blijven zitten, want het is er lekker warm en het uitzicht over de wilde zee is prachtig. Maar we kunnen niet eeuwig zo hoog op dit eiland blijven, zeker niet nu er storm op komst is! Vlug lopen we de heuvel af, langs alle roodgekleurde tempels en rekjes met hartvormige wenskaartjes, langs het beeld van de godin Benten, die op dit eiland wordt vereerd. Nog even een kijkje nemen in de souvenirwinkeltjes waar krill (hele kleine visjes) de specialiteit is. Onder een stenen torii door verlaten we het eiland, over een lange loopbrug terug naar het kleine station. Het broodautootje waar we een broodje hebben gekocht staat er nog, de grote Boeddha van Kamakura die we hebben bezocht ook. Met de Eno-den trein langs de wilde kustlijn, we hobbelen de plaatsen en de tijd voorbij. De tijd gaat altijd te snel, maar momenten die je samen beleeft blijven je samen bij.