Het raam
staat open. Een koel briesje waait naar binnen... toch blijft het lekker warm.
Het geblindeerde anti-vorst plastic heb ik gelijk van mijn ramen afgescheurd
toen de eerste echte zonnestralen naar binnen vielen: dag winter! Ik kijk naar
buiten, want er is altijd wel wat te zien. De groene bergen in de verte die
komen en gaan, omdat het weer in Yamagata zo veranderlijk is. De felgekleurde zomerbloemen in onze tuin. De mensen die
langs de posters van de bioscoop lopen en af en toe wel heel erg op hun gemakje
kijken welke nieuwe films er draaien. Maar het allerleukste is nog wel het
kijken naar de mensen op het pleintje op een zondag. Een man die zeer 'geheim'
achter een auto op een ukelele speelt en daar luidkeels bij zingt. Een groepje
kinderen dat nog niet kon wachten totdat het regenseizoen begon... en daarom
hun eigen regen maakten. Vanuit een raam op de tweede verdieping van het
appartementengebouw tegenover ons zie ik de bovenkant van een gezichtje en een
klein armpje met een gietertje net over het donkere kozijn heen. Beneden een
meisje met een paraplu die precies onder de waterstraal gaat staan en gaat
dansen in deze nieuwe regen. Ze hoefden niet lang meer te wachten... het regenseizoen zou gauw beginnen. Al vroeg wordt het
donker, maar het blijft zwoel. Terwijl ik mijn huiswerk maak hoor ik geschreeuw
buiten. Dezelfde kinderen als altijd. Ik kijk naar buiten en zie ze met hun
ouders samen buiten staan. Een heleboel dansende kleuren en sterretjes in de
nacht... want in Japan is vuurwerk echt iets voor de zomer. En zo stonden wij
een week later ook in de rivierbedding van de Mamisakigawa, een rivier omringd
door bomen en bergen waar ik van de lente nog zo prachtig de felroze verlichte
sakura zag bloeien. Het was pikkedonker, met hier en daar een vuurvliegje dat
zomaar uit het riet kon opduiken. Maar wij maakten daar verandering in! Op onze
hurken zaten we in een kring en staken tegelijkertijd de felgekleurde stokjes
in het brandende kaarsje middenin. Het duurde even maar algauw verschenen er de
mooiste sterfiguren onder het stokje, die langzaam steeds van vorm veranderden.
Bovenaan een gloeiend lampje dat langzaam doofde naarmate de tijd vorderde,
totdat het lontje van het sterretje naar beneden viel. Wie het laatst brandt is
de winnaar! En dan weer opnieuw aansteken en weer opnieuw en weer opnieuw... en
toen was alles op. Het einde van een mooie zomerdag...
Met de
dorre rijstvelden tijdens mijn reis naar Aomori in mijn hoofd, stapte ik in de
bus. De leden van Fieldwork Groep 2 ‘Shinjo-shi Higashiyama aardewerk' hadden
zich allemaal verzameld en wat onwennig gingen we naast elkaar in de bus
zitten, met het idee dat we twee hele dagen met elkaar zouden moeten optrekken.
Terwijl de eerste gesprekken op gang kwamen, kon ik het niet laten om steeds
uit het raam te kijken… want wat een prachtige groene wereld zag ik daar buiten!
Frisse blaadjes aan de bomen die de bergen om ons heen mooi groen kleurden. En
tussen de bergen door vlakke, felgroene rijstvelden die pas waren bewaterd, dit
alles weer tegen een blauwe lucht. Wat een verschil met die witte winter en die
wat dorre lente… het winterwonderland is nu een subtropisch land. En het wordt
alleen maar warmer. Aangezien Yamagata omringd is door bergen, zijn de
seizoenen er het heftigst van Japan. Inmiddels heb ik al wat horrorverhalen
gehoord over de verschrikkelijke hete en vochtige zomers… maar op dat moment
had ik daar nog weinig last van. In de bus, op weg naar Shinjo-shi. De meest
noordelijke stad in Yamagata, het einde van de shinkansenroute, beroemd om z’n
zomerfestival met felgekleurde papieren poppen (vergelijkbaar met het Nebuta
matsuri in Aomori), hortensia’s die het voormalige kasteelpark felblauw
kleuren, opgravingen uit de Jomon periode (Japanse prehistorie) en natuurlijk
het blauwe aardewerk van Higashiyama. En daar stonden we dan: in het atelier
waar de glimmende blauwe kopjes, theepotten, stokjeshouders en bordjes stonden
opgestapeld. Ik heb altijd iets met kopjes gehad en met schaaltjes. Ik hou van
de patronen, kleuren en vormen. Ik kijk altijd met mijn handen, hoe mooi het is
en hoe het voelt. Maar in het afgelegen, door bossen omringde Higashiyama heb
ik mij iets gerealiseerd wat in Yamagata meerdere keren is
teruggekomen.
Met ons
schort en werkhandschoenen aan en schoppen in de hand, was het klaar om te
beginnen! Ik wist nog niet zeker wat er ging gebeuren… maar ik zou het gauw zien.
Nog nagenietend van het mooie theehuis waar we zojuist een geschiedenisles
kregen over Japans aardewerk en de mysterieuze tuin hier omheen, waar
sculpturen van apen, draken en tanuki het huis leken te bewaken. We liepen naar
de andere kant van de weg, omringd door kleurige zomerbloemen. We kwamen op een
punt waar de begroeiing minder dicht was en we vanaf de heuvel konden uitkijken
over het rustige stadje Shinjo. Maar het draaide hier niet om het uitzicht,
maar om de enorme, oranje zandhoop die hiervoor lag. Toen de aardewerk sensei
er aankwam met een kruiwagen, had ik al een vermoeden wat er ging gebeuren… En
zo zaten we naast elkaar op onze hurken naast de kruiwagen, klei uit de
gewonnen aarde te trekken. De stukjes werden steeds kleiner en kleiner. Af en
toe sloeg één van ons met een beitel opnieuw tegen de berg, om dan weer nieuwe
klei te vinden voor onze kruiwagen. Die grijze, vormloze kleiberg die we hadden
verzameld zou later iets anders worden…
Op een
krukje met een kleedje erop, in een hoekje waar het licht van buiten mooi naar
binnen viel, door de witte, geblindeerde ramen. Armpjes en beentjes plakte ik
eraan vast met een beetje water. En als laatst een gezichtje tekenen met een
bamboe stokje… een katje van klei. “NEKO (kat)!” De harde stem van sensei deed
me opkijken. “Wij hebben thuis ook een kat. Hij is al 23 jaar oud!” “Net zo oud
als ik!” Giechelde het meisje naast me dat net een mooi schaaltje had gemaakt
met vormpjes van esdoornbladeren uit de mysterieuze tuin. Samen zorgden we
ervoor dat het hele bureau vol stond met bekers, kopjes, schaaltjes en (wat ik
vooral leuk vond) beeldjes van dieren. Ik
vond het heerlijk om weer creatief bezig te zijn en dingen zelf te maken. Deze
keer op een andere manier dan ik tot nu toe gewend was. Natuurlijk maakt
creativiteit ook hongerig… en dus werden we uitgenodigd in de keuken, om zelf
voor ons middageten te zorgen. Het werd okonomiyaki, een soort pannenkoek met
een heleboel groenten erin en verschillende sauzen erop. Met z’n allen om de
tafel heen en een bakplaat in het midden, deden we er steeds weer een beetje
beslag op… en verbaasden we ons erover hoeveel beslag we hadden gemaakt en
hoeveel we konden eten! Tijdens het bakken kletsten we met elkaar en ook de sensei
was enthousiast aan het vertellen. Over zijn werk, de ontmoeting met zijn vrouw
toen hij op reis was, de verhuizing naar het verre Shinjo, de beeldjes in de
tuin die door zijn opa zijn gemaakt. De plek waar we samen aan het werk waren
begon steeds meer te leven. Een plek met een bijzondere sfeer… zo ook onze
slaapplaats: een klaslokaal van een oude basisschool. Door de vergrijzing van
de plaatselijke bevolking zijn er geen kinderen meer en moest het schooltje
sluiten. Maar terwijl we onze futons daar in dat oude klaslokaal op de grond
legden, kon je nog de aanwezigheid van kinderen voelen. Het schoolpleintje met
de vervallen, maar vrolijk geschilderde muren en daarachter vele lagen
rijstvelden. Het schoolbord, de posters tegen de muur, de prentenboeken in de
boekenkast. De zon ging onder en het oude klaslokaal en het lege schoolplein
kleurden oranjerood. Eerst zaten kinderen hier te leren en buiten waren ze aan
het spelen. De lange rijen kopjes, bekers en beeldjes, al onze werkjes naast
elkaar in het bruine, wit verlichtte atelier. Gisteren nog de klei
die wij hadden opgegraven. Samen werken, samen eten, samen kletsen, samen terug
naar huis.
Zaa zaa.
Dat is het geluid van harde regen in Japan. En de laatste tijd is het ook vaak
zaa zaa, want het regenseizoen is begonnen. Toch hoef ik me niet te vervelen.
Evenals het water op de straten hebben huiswerk, presentaties, tentamens en
andere verplichtingen zich opgestapeld. Terwijl ik aan het leren ben kijk ik af
en toe naar buiten, naar de wereld van zaa zaa waar ik liever niet in wil
staan. Het is grappig om naar buiten te kijken. Mensen met paraplu’s, mensen
zonder paraplu’s die rennen in de regen, mensen met grote, gele regenjassen die
hun hele lichaam als een soort tent bedekken. De kleine meisjes die tegenover
ons wonen hoeven nu geen regen meer te maken. Voor de posters van de bioscoop
zal niemand meer stilstaan.